Alle de werken. Deel 1(1862)–Jacob Cats– Auteursrechtvrij Vorige Volgende [pagina 342] [p. 342] Houwelijcx eerste deel. Maeght. Inleydinge. Terwijl dat Phyllis eens gevoelt Iet, dat haer in de leden woelt, Iet selsaems, ick en weet niet wat, Dat sy te voren niet en hadt; En dat misdien haer gulle jeught Stelt in het minnen groote vreught, Doch, omgevoert door losse waen, Mist (soo het schijnt) de rechte baen; Soo spreeckt'er Anna tusschen in, Ten goede van de reyne min, En toont, waer datmen henen valt, Wanneer men sonder regel malt. Hier tegens dringht dan Phyllis aen, En wil al vry wat ruymer gaen; Maer Anna, rijper van verstant, Die houtse weder in den bant: En siet, door woort en wederwoort, Soo komt dan eens de waerheyt voort. Ghy, die met vrucht dit lesen wilt, Let wat de waen van reden schilt; Weeght alle dingh met rijpen sin, En beelt u niet ter haesten in; Al spreeckt oock Phyllis met bescheyt, Het is u best dat Anna seyt. Vorige Volgende