Korte inleydinge, aen den weetgieriger leser.
De bekommerlicke invallen, die geduriglick haer vertoonen in den loop des menschelicken levens, goetgunstige Leser, hebben oorsake gegeven, dat het selve ons leven, soo by de oude geleerde en werelts-wijse Philosophen als by de mannen Gods, voor desen door verscheyden gelijckenissen is af-gebeelt: Eenige het selve vergelijckende met een schip, midden in de baren van een holle zee, herwaerts en derwaerts geslingert: eenige met de onruste van een uur-werck: eenige met de onverwachte uyt-vallen van een treur-spel: eenige met een reysenden man in een onbekent lant, t'elcken in twijffel gestelt door de geduerige twee-wegen hem voorkomende. Hiob, de spiegel der geduldigheyt, heeft onder andere het selve wel te rechte den naem van eenen geduerigen krijgh gegeven. Streckende alle de selve, en andere soodanige gelijckenissen tot dien eynde, om de swevende en bevende hert-roeringen der menschen-kinderen ons levendigh voor oogen te stellen. 't Is nu sulcx dat wy t'anderen tijden, in dese bedenckinge getreden zijnde, hadden ons voor-gestelt den eerbaren Joseph, in de gestalte daer hy by Potiphars wijf oneerlick wert geliefkoost; en hadden desselfs binnenkrijgh, in die gelegentheyt, aen onse lants-lieden poëtelick vertoont, en door den druck gemeen gemaeckt, op dat deselve ons selven en anderen, des behoevende, mochte dienen tot onderrichtinge en waerschouwinge in gelijcke voorvallen; welck werck, alsoo het nu stont weder om herdruckt te werden, en dat de drucker, naer gewoonte, hadde versocht eenige vermeerderinge en verbeteringe van het selve, soo heeft ons goet gedacht daer by yetwes te voegen, dat den aendachtigen leser tot meerder opmerckinge soude mogen verwecken in dese maniere van oeffeninge; en alsoo wat klaerder doen verstaen, dat dusdanige self-strijden niet alleenlick plaetse hebben in bedaegde ofte ingetogen menschen (die gemeenlijck alle dingen swaerder overwegen als anderen) het welcke sommige hebben gemeent; maer even in jonge frisse en vrolicke
herssenen, selfs midden in hare domme jeught, in huys-houdende persoonen, in lieden van State, oste in krijghs-bedieninge werdende gebruyckt: kortom in alderhande gelegentheden, hoedanigh die oock soude mogen wesen; op dat alsoo een yder dies te beter op sijn hoede mochte wesen, op sijne wegen mochte letten, en in allen gevalle niet te grooten behagen scheppen in dese onsekere gestalte van saken, daer in men dickmael soo enge is gehuyst, en soo naeuw wert geperst, dat de wijste niet en weet wat deel tc verkiesen. Tot naerder openinge van al 't welcke, soo hebben wy goet gevonden hier voor te stellen vierderhande exempelen, alle van verscheyden aert; als te weten, voor eerst: een jongelingh gedrongen in een bekommerlick geval, midden in de vrolickheyt sijner jeught; ten tweeden: een self-strijt van een eerbare huys-moeder, en 't gene daer uyt is ontstaen; ten derden: een merckelijcke bekoringe, die een krijghs-oversten (wesende met eene man van State) plotselijck voor-gekomen is; waer na dan komt te volgen de bedenckinge van den God-vreesenden Joseph, die hy gehadt magh hebben ten tijde hy by Potiphars wijf wierd' geterght en geverght tot onkuysheyt. In welcke vier exempelen yder sijne gelegentheyt (onses erachtens) eeniger maten sal konnen ontdecken, soo hy maer en denckt, dat al het geene eenigh mensche alreets is gebeurt, het selve, ofte diergelijcke, een yder mensche kan gebeuren.