heeft; want zy dienen hem tot handen, voeten oogen en ooren, door de welcke hy rustende kan wercken, en voor hem géren sullen doen, daer hy in belet wordt, de gevaeren sien en door het hooren van hunnen goeden raedt, dien volgende, de gevaeren veyligh ont-komen, met een woordt: die vrienden heeft, wordt ghelijck aen eenen, die maer een lichaem hebbende, Godt veel zielen had in-gestort om hem in alles te versien en van ons genoeghsaem hadde gheweest om in allen de deelen des lichaems in het noodt-saeckelijck te dienen: doch dit vier van vriendtscahp en magh niet versmacht worden; want het sonder locht licht uyt-gaet ende uyt-berst tot een groote verwoestinghe van vyandtschap: on-ghelijck aen de bomben, die als zy on-steken zijn, met het dempen vade locht, krachteloos worden ende vruchte-loos geschoten worden; soo niet het vier van vriendtschap dat sijn locht moet hebben, en niet worden on-trocken vande weder-liefde, want soo die benomen wordt sal in een boos vier van gramschap en vyandtschap uyt-bersten en op-springhen met een meerder verwoestingh alles verslinden, als oyt besloten bus-cruydt vermagh in open locht: Want ghelijck ick het goedt vande vriendtschap hier boven heb aengeteekent; ick en soude geen eynde vinden om sulckx vande vyandtschap te doen. Is het niet een schande, dat menschen die uyt den aerdt de sachtmoedighste moeten wesen, alleen om een af-keeren des hoofts, om een averecht woordeken, van boosheydt als raesende niet liever sien als hunnen vyandt met de doodt ghevroken? de vyandtschap als zy ghewortelt is dan is zy on-versoenelijck daer meer quaedt van komt als van bomben oft carcassen.