| |
| |
| |
De zeekrab-quadrille
De Soepschildpad zuchtte diep en droogde zijn ogen met de rug van een van zijn vinnen. Hij keek naar Alice en probeerde iets te zeggen, maar de snikken verstikten zijn stem. ‘Het lijkt wel of hij een graat in zijn keel heeft,’ zei de Griffioen en hij begon hem te schudden en op zijn rug te kloppen. Tenslotte kwam de stem van de Soepschildpad terug en terwijl de tranen langs zijn wangen biggelden, ging hij verder:
‘Je hebt misschien niet lang onder in de zee gewoond!’ (‘Daar heb ik nog nooit gewoond,’ zei Alice) - ‘en misschien ben je zelfs nog nooit op bezoek geweest bij een zeekrab -’ (Alice begon te zeggen: ‘Ik proefde eens -’, maar zij slikte het haastig weer in en zei: ‘Nee nooit’) - ‘dus heb je ook geen idee hoe heerlijk een zeekrab-quadrille is.’
‘Nee,’ zei Alice, ‘wat is dat voor een dans?’
‘Kijk,’ zei de Griffioen, ‘je gaat eerst in een rij op het strand staan -’
‘In twee rijen!’ schreeuwde de Soepschildpad, ‘zeehonden, schildpadden enzovoort en als je dan de kwallen hebt opgeruimd -’
‘Dat kost meestal veel tijd,’ onderbrak de Griffioen.
‘Dan ga je twee aan twee naar voren -’
‘Ieder met een zeekrab als dame,’ schreeuwde de Griffioen.
| |
| |
‘Natuurlijk,’ zei de Soepschildpad, ‘en met zijn tweeën naar voren -’
‘Changez de crabes en terug in dezelfde volgorde,’ vervolgde de Soepschildpad.
‘- en dan, weet je,’ ging de Soepschildpad verder, ‘dan gooi je -’
‘- de zeekrabben!’ riep de Griffioen en sprong in de lucht.
‘- zover als je kunt in zee -’.
‘- je zwemt ze achterna!’ gilde de Griffioen.
| |
| |
‘ -maakt een buiteling in de zee!’ schreeuwde de Soepschildpad en maakte wilde capriolen.
‘- en weer: Changez de crabes!’ krijste de Griffioen.
‘- en je gaat weer aan land en dat is de eerste figuur,’ zei de Soepschildpad.
Zijnstem brak plotseling af en de twee beesten die als gekken in het rond hadden gedanst gingen heel treurig en stil weer zitten en keken Alice aan.
‘Dat moet een heel leuke danszijn,’zei Alice schuchter.
‘Wil je eens zien hoe het gaat?’ zei de Soepschildpad.
‘Heel graag,’ zei Alice.
‘Laten we de eerste figuur eens proberen!’ zei de Soepschildpad, ‘het gaat best zonder zeekrabben, weet je. Wie zingt erbij?’
‘Jij,’ zei de Griffioen, ‘ik heb de woorden vergeten.’
Toen begonnen ze plechtig om Alice heen te dansen. Zo nu en dan trapten ze haar op de tenen als ze te dicht bij haar kwamen en zij wuifden met hun voorpoten om de maat aan te geven, terwijl de Soepschildpad heel langzaam en treurig zong:
‘Loopt u toch een beetje vlugger,’ zei een witvis tot een slak,
‘Er zit een bruinvis op mijn hielen en die trapt me op mijn hak.
Kijk de zeekrab en de schildpad zwemmen samen naar de kant,
En de anderen staan te wachten om te dansen op het strand.
| |
| |
Danst u nu met me mee, danst u niet met me mee,
Danst u nu met me mee, we dansen hand in hand,
We dansen eerst naar voren, dan naar de andre kant,
En we dansen hand in hand.’
‘O het zal zo prettig wezen, u hebt werklijk geen idee,
Want zij gooien u tenslotte als een zeekrab in de zee,’
Maar de slak was 't te lang zwemmen en zij keek eens naar de kant,
En zij dankt de witvis vriendlijk, maar zij danst niet op het strand.
Zij danst niet in de zee, zij danst niet met hem mee,
Zij danst niet in de zee, zij danst niet hand in hand,
Zij danst niet eerst naar voren, niet naar de andre kant,
Zij danst niet hand in hand.
‘ Wat geeft het nu hoe ver het is,’ zei de verliefde vis,
‘'k Weet zeker dat het andre strand nog heel wat verder is.
Het Engelse is 't verste af en 't Franse aan deze kant,
Neem uw gemak mijn lieve slak, maar dans met mij op 't strand.
Danst u nu met me mee, danst u niet met me mee,
Danst u nu met me mee, we dansen hand in hand,
We dansen eerst naar voren, dan naar de andre kant
‘Dank u, 't is een heel interessante dans,’ zei Alice, die heel blij was dat het eindelijk uit was ‘en dat liedje over die witvis vind ik erg leuk!’
| |
| |
‘O ja die witvis,’ zei de Soepschildpad, ‘je kent hem natuurlijk -’
‘Ja,’ zei Alice, ‘bij het eet-’ - ze slikte de woorden haastig in.
‘Nu,’ zei de Soepschildpad, ‘dan weet je ook hoe witvissen er uit zien.’
‘Zeker,’ zei Alice peinzend, ‘ze hebben hun staart in hun mond en ze zijn helemaal bedekt met paneermeel.’
‘Dat is niet waar,’ zei de Soepschildpad, ‘dat paneermeel zou afspoelen in zee. Maar ze hebben inderdaad hun staart in hun mond en de reden daarvan is -’
Hier geeuwde de Soepschildpad en sloot zijn ogen.
‘Vertel jij het haar,’ zei hij tot de Griffioen.
‘Ze wilden met de zeekrabben dansen. Ze werden in zee gegooid. Ze moesten een heel stuk vallen. Hun staarten kwamen in hun mond. Ze konden die er niet meer uit krijgen. Dat is alles.’
‘Dank u,’ zei Alice, ‘dat is heel interessant, ‘ik heb nog nooit zoveel over witvissen geweten.’
‘Ik kan je nog veel meer vertellen als je wilt,’ zei de Griffioen, ‘weet je waarom zij “witvis” heten?’
‘Daar heb ik nog nooit over nagedacht,’ zei Alice.
‘Zij poetsen de laarzen en schoenen,’ antwoordde de Griffioen heel plechtig.
Alice begreep dit niet. ‘Zij poetsen de laarzen en schoenen?’ herhaalde zij verwonderd.
‘Als jij smerige schoenen hebt?’ zei de Griffioen, ‘hoe krijg je ze dan weer glanzend?’
| |
| |
Alice keek naar haar schoenen en dacht even na voor zij antwoordde: ‘Wel met schoensmeer denk ik.’
‘Precies,’ zei de Griffioen met een diepe stem, ‘smeerschoenen poets je met schoensmeer, maar hier onder de zee zijn ze wit en de witvis is de vis die de schoenen wit. Snap je? - Maar vertel nu eens van jouw avonturen!’
‘Ik wil u die wel vertellen,’ zei Alice een beetje verlegen, ‘van vanmorgen af - die van gisteren hebben er niets mee te maken, toen was ik iemand anders.’
‘Verklaar dat eens nader,’ zei de Soepschildpad.
‘Nee, nee, eerst de avonturen,’ zei de Griffioen ongeduldig, ‘verklaringen duren zo verschrikkelijk lang.’
Dus begon Alice haar avonturen te vertellen van de eerste keer af dat zij het Witte Konijn had gezien. In het begin was ze wel een beetje zenuwachtig, want de twee dieren zaten erg dicht bij haar, ieder aan een kant, en deden hun ogen en mond zo verschrikkelijk wijd open, maar onder het vertellen kwam ze meer op haar gemak. Haar toehoorders waren heel stil tot zij aan het ogenblik kwam dat zij Oud zijt gij Paai Witbol op moest zeggen en alle woorden veranderd waren. Toen zuchtte de Soepschildpad heel diep en zei: ‘Dat is heel merkwaardig.’
‘Dat is zo merkwaardig als iets maar zijn kan,’ zei de Griffioen.
‘De woorden waren allemaal veranderd!’ herhaalde de Soepschildpad peinzend, ‘ik zou haar wel
| |
| |
eens iets op horen willen zeggen. Zeg haar dat ze dat doet.’ Hij keek naar de Griffioen alsof die enig gezag had over Alice.
‘Sta op en zeg 't Is de stem van de luilak op’ zei de Griffioen.
‘Die beesten doen niets dan commanderen en lessen op laten zeggen,’ dacht Alice, ‘ik kan net zo goed naar school gaan.’ Maar zij stond toch op en begon het versje op te zeggen. Alleen was haar hoofd zo vol van de Zeekrab dat zij amper wist wat ze zei en de woorden klonken dan ook weer heel vreemd.
't Is de stem van de zeekrab. Hij zei ‘'k ben te gaar,
Als jij me te bruin bakt, suiker in mijn haar.’
Zoals een eend met zijn ooglid, trekt hij met zijn snuit
Zijn knopen en zijn riem recht, zijn voortenen uit.
Als het eb is en droog, is hij blij als een gaai
En spreekt op minachtende toon van de haai,
Maar als de vloed stijgt en de haaien zijn heen
Sterft zijn stem in een bevend en klaaglijk geween.
‘Dat is heel wat anders dan ik als kind leerde,’ zei de Griffioen.
‘Ik heb het nog nooit gehoord,’ zei de Soepschildpad, ‘maar het lijkt me volkomen onzin.’
Alice zei niets, ze zat op de grond met haar gezicht in haar handen en vroeg zich af of de dingen wel ooit weer gewoon zouden worden.
‘Ik zou er wel eens een verklaring van willen horen,’ zei de Soepschildpad.
‘Zij kan het niet verklaren,’ zei de Griffioen
| |
| |
haastig, ‘ga verder met het volgende couplet.’
‘Maar die tenen?’ hield de Soepschildpad aan, ‘hoe kon hij die uittrekken
met zijn snuit?’
‘'t Is de eerste pas bij het dansen,’ zei Alice, maar zij was helemaal in de war door dit alles en wou graag van het onderwerp afstappen.
‘Ga verder met het volgende couplet,’ zei de Griffioen weer, ‘het begint met de woorden Ik kwam langs zijn tuin. -’
Alice dorst niet ongehoorzaam te zijn, hoewel zij wist dat het weer helemaal verkeerd zoulopen en zij ging met een bevende stem verder:
Ik kwam langs zijn tuin en ik zag met één oog
Hoe de panter de uil om een jachtbuit bedroog,
De panter at vlees en pasteitjes en jus,
En de uil was lakei en kreeg niets van 't menu.
Maar hij vond het dan goed als een eerlijk besluit
Dat zijn dienaar de lepel naar huis nam als buit.
Zelf greep hij het mes en de vork met een snauw
| |
| |
‘Wat heeft het voor zin om al die onzin op te zeggen,’ onderbrak de Soepschildpad, ‘als je het toch niet kunt verklaren? Het is verreweg de grootste dwaasheid, die ik ooit gehoord heb!’
‘Ik vind ook dat je beter op kunt houden,’ zei de Griffioen en Alice was daar heel blij om.
‘Zullen we een andere figuur van de Zeekrabquadrille dansen?’ ging de Griffioen verder, ‘of wil je dat de Soepschildpad een lied voor je zingt?’
‘O een liedje alstublieft, als de Soepschildpad zo vriendelijk wil zijn,’ antwoordde Alice zo snel dat de Griffioen nogal beledigd zei: ‘Hm, over smaak valt niet te twisten. Zing Schildpadsoep voor haar, wil je?’
De Soepschildpad zuchtte diep en begon met een stem die zo nu en dan verstikt werd in tranen dit lied te zingen:
Heerlijke soep, graag mag ik u zien,
Opgediend in de soepterrien!
Wie komt niet als ik daarvoor roep?
Soep voor het avondmaal, heerlijke soep!
Soep voor het avondmaal, heerlijke soep!
Heee - eeerlijke Soeoe - oeoep!
Heee - eeerlijke Soeoe - oeoep!
Soe-oep voor het a-a-avondmaal,
Heerlijke, heerlijke Soep!
Heerlijke Soep! Wie geeft om vis,
Vlees en wat er verder is?
| |
| |
Wie geeft niet nog gaarne toe p
otten vol voedsel voor een bord Soep?
Potten vol voedsel voor een bord Soep?
Heee - eeerlijke Soeoe - oeoep!
Heee - eeerlijke Soeoe - oeoep!
Soe-oep voor het a-a-avondmaal,
Heerlijke, heer LIJKE SOEP!
‘Nog eens het refrein!’ schreeuwde de Griffioen en de Soepschildpad was net opnieuw begonnen, toen zij in de verte hoorden roepen: ‘De rechtszitting begint.’
‘Kom mee,’ riep de Griffioen, greep Alice bij de hand en holde weg zonder het eind van het lied af te wachten.
‘Wat voor een rechtszitting?’ hijgde Alice terwijl zij meeholde. Maar de Griffioen antwoordde enkel: ‘Kom mee!’ en holde nog harder en het briesje dat hen volgde, droeg hun steeds vager de treurige woorden achterna:
Soe-oep voor het a-a-avondmaal,
Heerlijke, heerlijke Soep!
|
|