Hiér. Ik heb
dáár, in die hoek eens een man horen voorlezen uit zijn ongepubliceerde
dichtbundel “Bloemen voor een blinde”. 'n Titeltje he? Zijn verzen deugden dan
ook niet. Maar dat kon hij niet helpen. Dichten is gewoon te moeilijk. Een te
hoge worp. Een Jacques Bloem komt maar ééns per eeuw voor.
De kelner zette de glazen wijn voor ons neer, met een wrange lach.
‘Jij geniet hier met volle teugen, he?’ zei mijn vrouw tegen me. ‘Dat is een erg
morbide trekje in je.’
Ik knikte.
‘Die paus van jou, he...’ begon ik.
‘Ach, barst jij,’ riep ze. ‘Mijn ouders waren katholiek. Maar ik heb, na mijn
achttiende, geen voet meer in de kerk gezet en ik ben met biechten opgehouden
zodra ik iets te biechten had.’
‘Die paus dan,’ zei ik, ‘is een bidgraag iemand. Hij zou eens de zegen moeten
afsmeken over alle stakkers die op de hele wereld in dit soort gelegenheden hun
bitter stukje brood verdienen. Over de grijze muzikanten, die ééns hielden van
hun instrument. Over de moegelopen kelners. Over de barjuffrouwen, die het
gezwets moeten aanhoren van een op drift geraakte handelsreiziger, die zijn
ledig hart uitstort bij haar...’
Ze stond op.
‘Laten we nou weggaan,’ zei ze.
‘De floorshow begint zó,’ sprak de kelner. ‘U hebt er recht op. 't Slokkie is
duur genoeg. De dame begeeft zich reeds naar de bühne.’ De moedeloze juffrouw
liet zich van de barkruk glijden en passeerde ons met een blik die zei: ‘Ik wou
dat jullie voor de deur door de bliksem waren getroffen.’
Er verscheen nu ook een jongmens dat de belichting moest regelen. Hij leek me een
ernstig met zijn vader gebrouilleerde, hier wat schnabbelende student in de
andragogie. Ik weet niet precies wat dat is en in de universitaire wandelgangen
wordt gefluisterd dat niemand het eigenlijk precies weet maar verscheidene
jongens studeren het en ze hebben net zulke ‘wácht maar’ ogen, als de belichter.
Het doek ging op en onder het maken van met de danskunst verwante bewegingen
ontdeed het meisje zich omslachtig van de textiel die haar tors bedekte en
toonde ons haar onbeduidende borstjes, waartussen, aan een dun kettinkje, een
gouden kruisje hing. Dit detail bereikte eindelijk de poëzie die in de
kunstkring zo vergeefs werd nagejaagd. We applaudisseerden iel, betaalden veel
en gingen weg. Buiten was het hevig nacht. Bloemen voor een blinde.