Het was fijn dat er zich geen vertegenwoordiger van de bond tegen het vloeken in
het vertrek ophield.
Ik zette het flesje weer overeind, haalde in de aangrenzende badkamer een
emmertje water en een washandje en begon over de blubber, die zich reeds innig
met de dekenwol had verstrengeld te boenen. Veel hielp het niet, maar ten slotte
had ik toch bereikt dat de gele roomvlek was veranderd in een kleverige van
onbestemde kleur.
Nu tilde ik het blad uiterst voorzichtig op en ging er mee de smalle gang in.
De deur van de badkamer stond half open.
Om er langs te kunnen, gaf ik er met mijn voet een duwtje tegen.
De deur week, maar veerde omgaand terug en raakte mijn linkerarm door welke schok
het flesje koffieroom ándermaal omviel en nu klokkend begon leeg te lopen op het
blad.
Pijlsnel keerde ik in de slaapkamer terug en zette het op de vloer met de
woorden: ‘Jou kom ik straks apart wel halen, kreng.’
Nu ik het grootste risico had uitgeschakeld begaf ik mij, met wat meer zekerheid,
andermaal op weg.
Door ervaring geleerd gaf ik geen duw tegen de badkamerdeur, maar manoeuvreerde
er uiterst voorzichtig langs.
't Ging nét.
Alleen was het handvat waarmee je de badkamerdeur opent zo vindingrijk in mijn
linkermouw te glijden zodat, toen ik argeloos verder liep, de schok nóg heviger
was dan de vorige en letterlijk alles wat op het blad stond omdonderde.
Opnieuw keerde ik terug en ging op de bedrand zitten, maar nu om te lachen omdat
eindelijk tot mij doordrong dat ik in mijn eentje bezig was aan een pure comedy
caper.
‘Goed, ik doe 't wel even.’
Even, is niet slecht.