soof in de
rue de Seine, een roezige zijstraat van de boulevard St. Germain, aan het begin
waarvan het Franse volk aldoor luidkeels vis staat te kopen. Niemand keek naar
Duncan en zijn vrouwelijke volgelingen, hoewel ze aldoor in het Grieks over
straat liepen.
In zijn huis kon je lezingen bijwonen over de zin van het leven. Nou, ik er heen.
Maar ik begreep het niet want het was zulk gauw Frans. Misschien had ik het ook
niet begrepen als het langzaam was geweest. Wie lust had kon bij Raymond ook
principiële sandalen leren maken.
‘Wie copieert, steelt’, stond op de muren in dat huis.
En dan was er allerlei danskunstigs, want Isidora Duncan was Raymonds zuster en
dat galmde nogal ná. Ik heb in het kleine, schamele zaaltje een in de emigratie
geraakte Valesca Gert nog eens zien dansen - een combinatie van spreken en
dansen, zeer fel en expressief en meeslepend. En na de oorlog ben ik terug
geweest in de rue de Seine en heb ik aan Raymond gevraagd: ‘Waar is juffrouw
Gert nu?’
‘In Amerika ergens,’ zei hij. Hij was nog veel witter geworden van al die
Duitsers, maar de pij had hij nog aan en die was juist minder wit.
Nu is hij ook in het Mekka der nieuwe carrièristen. Een toneelstuk. Eerste
bedrijf: het leven van zijn zuster. Tweede bedrijf: zijn verblijf in
Griekenland, geiten telend. Derde bedrijf: Parijs, waar hij tijdens de bezetting
de Amerikaanse vlag hees op het dak van de lege Ambassade, om Hitler te
plagen.
Ik zou het stuk best willen zien. Maar nog liever de rue de Seine.