De vrijheid passeert
Door de grijze dorpsstraat, gedwee onder toezicht van de kerk, die er spits
midden in staat, gaan twee zigeunerinnen, met wapperende rokken. Het zijn mooie
vrouwen: wild zwart haar, sterke bruine gezichten en een ietwat losbandige
nonchalance in het rokend en lachend voortgaan, die sterk de aandacht trekt. Dat
weten ze wel en ze zijn er trots op. Het is amusant de brave mannen, die daar in
dat onnoemelijk saaie horretjesdorp nu al jaren een slaperig leven leiden, een
ogenblikje te storen bij hun verdienstelijke arbeid en op gedachten te brengen,
waaraan de ouderling zijn fiat niet spoedig hechten zou. In ieder mens leeft de
zwerver die, zwak of sterker, zijn stem verheft als zulke zigeunerinnen passeren
en de geur van de vrijheid meebrengen. Ook de stank van de armoe, als u wilt,
maar daar let je minder op.
Het is leerzaam om te zien hoe het dorp reageert op dit bezoek. De kruidenier met
zijn witte, kale kop, komt aan de deur staan en roept ‘dag meissies’, en de
mannen, die voor de sigarenwinkel staan te praten, onderbreken hun gesprek en
schreeuwen iets mals, alleen maar om de aandacht te trekken. Een magere vent op
een fiets aait in het langzaam voorbijrijden met zijn hand over het haar van een
der vrouwen en grinnikt als ze naar hem spuwt. Er is afgunst en minachting in al
deze reacties: afgunst op de vrijheid, die het dorp mist, minachting, omdat in
de wereld van het fatsoen zigeuners vogelvrij zijn.
Een vrachtauto, die door de straat rijdt, stopt even voorbij de vrouwen en de
chauffeur opent het portier en maakt uitnodigende gebaren; hij houdt wel van een
lolletje. Ze lachen hem uit en schreeuwen in een onverstaanbaar taaltje,