gebaar van
doorlopen. Ik doe een paar stappen en loop de andere Grüne in de armen.
‘Halt, Halt...’
Ik zeg hem, dat zijn baas me heeft laten lopen, maar dat wil hij eerst
verifiëren.
‘Emil, haben Sie den gehen lassen?’
‘Ja.’
Verwonderd klinkt dan de stem: ‘Warum denn?’
Maar hij laat mijn arm los. En terwijl ik voortstap, langs de overvalwagen
waaruit verongelijkte Nederlandse stemmen klinken, houd ik die twee woorden
gonzend in mij: ‘Warum denn?’
Waarom iemand laten lopen, die je pakken kunt? Waarom in vredesnaam, zo'n
verdomde Hollander naar huis laten gaan, terwijl hij zo rechteloos is als een
straatkei, Freiwild, waarop iedere willekeurige Duitse kinkel de rancunes,
waarmee Pruisische dienst en handtastelijke Feldwebels hem hebben volgestopt,
fijn wreken mag?
Zo is ons leven geworden. Heinrich kan ons grijpen als hij zin heeft. Emil kan
ons laten lopen als het hem lust.
‘Warum denn?’