Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 364] [p. 364] De brink Er spelen kind'ren rondom het terras, groen draalt de avond door de groene boomen: aan alle onrust eindelijk ontkomen, kan ik herdenken hoe het eenmaal was. Een sterveling, geslingerd her en der, een zwalpend wrakhout op de stuursche golven, en welhaast onder alg en wier bedolven - een krimpend hart van elk vervoeren ver. Het vond geen heul, het had geen toeverlaat; er waren droomen die geen droomen waren. Hier valt het licht zoo talmend door de blaren, balsem voor elk verdriet en alle kwaad. Dit is een dorpsplein vèr van het verward verkeer en van het triest tumult der steden, van menschen en hun listig overreden - o stille brink, oase voor het hart. (Ongedateerd) (Ms. C.) Vorige Volgende