Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 344] [p. 344] [Dek haar oogen toe ...] Dek haar oogen toe en weer van haar wat martlend haar hart heeft bevlogen; zij weet niet eens waarom en vanwaar - dek dan toe beî haar donk're oogen. Misschien is ook dit alles om niet; in een eigen wereld verdoken bleef zij achter met haar verdriet; woorden hebben het niet gebroken. Wat bloemen, een lied en mijn hand, maar een hand is een machtloos ding en het lied dat ik voor haar zing blijft enkel een hulpeloos pogen, gelijk mijn hand die schuw overspant den afgrond van twee donk're oogen. (K.I.N. 1933) Vorige Volgende