Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 315] [p. 315] In memoriam Karel van de Woestijne Een hart: oprecht, neerslachtig en vermoeid, en van hoevele driften brandende bezeten, geteisterd en door lust en pijn vaneengereten - een wakkere vlam, die onmeedoogend schroeit. En keer op keer den nasmaak van berouw (asch in den mond) - o schaarsch het troostende vergeten - ineengestort terzij den verren weg naar Lethe - der Leië, een roze, de oogen eener vrouw... Een weergalooze stem, nachtdonker en vervuld van de geheimen die ons lot regeeren, en telkenmaal na 't zinderend begeeren het dooven van dit vuur: bekentenis der schuld... En soms een helder lied als nimmer werd vernomen, de laatste stilt' gelijk, zòo zuiver, zòo volkomen. (E.M. 1929) Vorige Volgende