Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 311] [p. 311] De jonge dooden Een stem heeft hen verblind en saam-geworpen - jong was het lijf en driftig joeg het bloed - zij stroomden saam uit steden en uit dorpen gereed ten strijd, zingend van overmoed; zij àllen, vluchtend uit de machtge magazijnen, kantoren en van 't wachtend akker-land, zij àllen uit fabriek, paleizen en uit mijnen vereenigd in een leeg, vervloekt verband. Refrein Tommy en Serge, Ludwig, Jean-François... Wie meet het aantal van die zijn verloren? Elk heeft nog wel een hart dat om hem schreit, dat luistert naar een stap die 't niet zal hooren. Zij rusten samen voor altijd en geen zal hunnen slaap verstoren. En toen de horden dreunden door de straten, een eeuwig zwijgen zorgloos tegemoet, bloeide een lach op lieflijke gelaten en vielen bloemen tot een laatste groet, maar elke bloem was als een zoet beloven, een hoop op wederkeer, een teeder lied, en elke hand die naar hen heeft gewoven was wèl een groet maar afscheid niet! Refrein Tusschen de puinen, zelf-gedolven holen, op 't water, aan der heem'len koepeling was elk van hen een eigen plaats bevolen en werden zij een naamloos, waardloos ding. Onder het gillend moordlied der granaten, dat triomfantelijk het helsch orkest ontsteeg, verstierf de lach op lachende gelaten en werd het hart aan vreugde leeg. Refrein [pagina 312] [p. 312] Soms bloeide een dag gelijk een wonder open en leek het leven lijk het vroeger was, een droom heeft hen verraderlijk beslopen: het oude huis, wat bloemen, wuivend gras, een meisje, zòn op landen en op daken en moeder lezend in het Heilig Boek - totdat de droom kwam, waarvan gèen ontwaken: de dood die heimlijk stond om elken hoek. Refrein En velen keerden maar hoèvele bleven?... Hoor, als de avond-wind is opgestaan roepen zij uit de stilten nà dit leven naar ons hun groot, nadrukkelijk vermaan, zij die eens vluchtten uit de machtge magazijnen, kantoren en van 't wachtend akker-land, zij àllen uit fabriek, paleizen en uit mijnen gevallen voor een leeg, vervloekt verband: Refrein Tommy en Serge, Ludwig, Jean-François... wie meet het aantal van die zijn verloren? Elk heeft nog wel een hart dat om hem schreit, dat luistert naar een stap die 't niet zal hooren. Zij rusten samen voor altijd en gèen zal hunnen slaap verstoren. (Nu, 1928) Vorige Volgende