Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 306] [p. 306] Aanvang Dit laatste afscheid mocht geen afscheid wezen, in het verliezen vonden wij elkaar, en helder is een nieuwe nacht gerezen over den stormvloed van uw haar. O, alle woorden, die wij ééns lichtvaardig spraken, wonnen nù eerst hun diepen zin, ik durfde nauw uw handen aan te raken bij dit verbijsterend begin. Hoe kon het zijn, dat wij tòen eerst elkander zagen? Wie heeft ons aan elkaar ontdekt en alle misten doen verjagen, de echo van mijn stem in ù gewekt? Ik weet het niet, maar 'k heb voor 't eerst uw naam beleden zonder het jagen van mijn bloed, mij bleef alleen deez' ééne vrede: nu wordt het leven goed. (G.N. 1927) Vorige Volgende