Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 303] [p. 303] Meisje Zie, haar argelooze oogen bieden geen geheim, vreemd zijn haar de duist're vreugden, die mijn hart voorheen verheugden, blank en lachend is der oogen schijn. Van de simpele dingen spreekt haar mond, - O, zij zelve weet niet hòe verrukkend 't spel der tanden is, de lippen drukkend scherp èn plotsling tot een purperen wond. Handen liggen als gestorven in haar schoot, maar verraad'lijk is dit ingetoomde leven, want ik weet dat deze, uit hun rust geheven, alles nemen onmeedoogend als de dood. (G.N. 1927) Vorige Volgende