Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 289] [p. 289] Lied Onvergank'lijk en groot waait de wind door den nacht; over leven en dood houdt eèn ster de wacht. En ik luister naar uw aêm, wier rustige, sterke maat met het stroomend water tesaam als het getij aanvloeit en gaat. Mijn oog wordt donker en groot en mijn hand wint een vreemde kracht, schuttend wie perkloos zich bood in een schaduwen-diepen nacht. Rust in den boog van mijn arm, de wereld is een wreed verhaal en een mond genegen en warm spreekt een onmiskenbare taal, vindend den heimlijken weg, die van hart tot hart is gegaan met een woord dat niet gezegd en toch feilloos werd verstaan. Slaap en vergeet, vergeet... in dit eeuwig oogenblik, ontstegen aan vreugde en leed bestaan enkel gìj en ik. (Nu, 1927) Vorige Volgende