Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 286] [p. 286] Het oogenblik Sidd'rend heeft zijn hand haar smalle hand gelaten, door de kleine ruiten viel het eerste licht onmeedoogend in het duister, waar zij zaten ziende elkaar van aangezicht tot aangezicht. Alle woorden, die zij lachende beleden alle vreugde om dit snel, verrukkend spel, bleken in een and're wereld terug-gegleden als gehoorzaam aan een vreemd maar streng bevel. En zij wisten samen in een vlagend vreezen, angstig voor deez' onvoorzienen nood, hoe ze elkander voortaan waren toegewezen in dit leven en ook in den dood. (G.N. 1926) Vorige Volgende