Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 283] [p. 283] Een avond Hoe kan ik ooit vergeten Uw zachte weerloosheid en van Uw hand het stil, gehavend smeeken - want alle schoonheid in dit leven mij bereid verdwijnt bij Uw broosheid vergeleken. Maar om de bittere vreugd', dat nu moet breken den sidderenden droom, die in Uw oogen zich belijdt, zal ik aan U het leed van zooveel jaren wreken, en lachen als het eerste licht ons scheidt. Lachen, omdat een ziel met dit verhuld verraad door al de schaamten van een nacht gedreven geen troost meer vindt bij d' eeuwige toeverlaat: de morgen, ongerept als eenmaal was haar leven, maar in haar schoonste droom zich vindt bedrogen en elken and'ren dag aanschouwt met and're oogen. (G.N. 1926) Vorige Volgende