Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 281] [p. 281] Bezinning Hoe ben ik tot dit diep besef gekomen dat boven tijd en leven heen er niets is als éen enk'le mijner droomen, waarin gij levend mij verscheen. De dagen glijden en de uren worden grijzer, over het duister land de naakte wind, - maar ied'ren dag wordt ik wat wijzer en ied'ren dag vindt mij een grooter kind. Hoe weet ik U bemind om de genaad'ge uren, waarmee ge soms de eenzaamheid verbreekt, om al Uw deernis en dan 't inwendig turen der ziel, die luistert tot Uw beeld verbleekt. En over 't water van de ziel gestegen begint een zingen, dat geen woorden weet en als een schuwe wolk haar lichte wegen zoo zwerft het boven klein geluk en leed. (G.N. 1926) Vorige Volgende