Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 154] [p. 154] Portret Over het voorhoofd de enkle, rechte groeven, die leggen tusschen slaap en slaap een hecht verband, feilloos gegrift met de volkomen vaste hand, die etsers voor hun hachelijk werk behoeven, zwervende langs de bogen van de smalle, stroeve brauwen, boven de helle oogen ingeplant, om snel te wenden van den scherp-gesneden rand der neus en weifelend bij den mond te toeven - Hij ziet deze aldus: dun en streng gesloten - litteeken smal in het bestek van het gelaat - gemerkt als met den stuggen ijver der zeloten, maar soms kan deze zoo week en weerloos welven, dat hij, zich ergerend, het kenschetst als verraad, met haat denkt aan het spiegelbeeld van zichzelven. Vorige Volgende