Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 146] [p. 146] Winternamiddag Gekomen aan de grens van deze jaren zie ik wat werd bereikt en wend mij af. Wat zou ik van dit alles nog bewaren waar het alleen een laffen nasmaak gaf. Zóo weinig weegt 't vergankelijk verleden dat ik het zonder aarzelen achterlaat. Wat eenmaal toch hartstochtlijk werd beleden bezwijkt voor dit verrukkelijk verraad. De winterdag wijkt van de breede ruiten; een somber licht wordt allengs uitgestort over het vroon en 't grauwe duin daarbuiten, waar straks de avond onherroepelijk wordt. En in dit duister liggen wij tezamen in een zoo diep verwonderen gebed, een zwijgen, niet te noemen meer met name, uit het luidruchtig dagbestaan gered. Vorige Volgende