Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 145] [p. 145] Overnacht Hebben de droomen ons verlaten overnacht en zonder verwijt, omdat wij hen achtloos vergaten voor het zinsbedrog van den tijd, het euvel der lijflijke nooden - verworven, verworpen, veracht - de tucht der gemeene geboden ons regeerende dag en nacht? Zonder toevlucht zijn wij gebleven, spoorverloren en opgejaagd, beducht om dit hachelijk leven, dat alleen maar te leven vraagt. De ochtend hangt vlak voor de ramen als een vaatdoek zoo vaal en klam, en ik noem de vergeefsche namen van hen die de nacht mij ontnam. Vorige Volgende