Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 144] [p. 144] Tegen den avond In den halfschemer van den dag, die traag naar zijn ondergang daalt, beducht voor het nachtelijk gezag, ben ik God-weet-waar verdwaald. Zonder voorkeur of overleg en doelloos zwervend in het rond, ga ik een beslijkten weg tusschen weiland en akkergrond. En ik weet niet meer waarvandaan noch waarheen mijn voetstap zich richt; ver in 't dorp gaan de lichten aan en de avondhemel sluit zich dicht. Mistroostig, verwoest en verteerd door een woekerend ongeduld... Wie zijn hart zoo slordig beheert vindt een nooit meer te delgen schuld. Vorige Volgende