Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 143] [p. 143] Lied Er ging een trein door den nacht, er klonk een voetstap op straat. Als het ons eender vergaat heb je toen aan mij gedacht. Gedreven zoo menig keer van elk land, van ieder oord, te hooren dat eene woord en dat woord dan immermeer. Beluist'ren haar ademtocht als de slaap haar overmant, te voelen haar kleine hand, die voordien de mijne zocht. En des harten kalmen slag, de geur van haar kruivend haar - o te slapen bij elkaar tot diep in den nieuwen dag. Om dan uit droomen ontwaakt te rusten in elkaar's arm, zoo veilig, vertrouwd en warm en als de dieren zoo naakt. Vorige Volgende