Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 130] [p. 130] Een graf De wind spoelt door wilde gewassen, die geurend en wuivende staan. Klaprozen, margrieten en grassen doen mijn voeten behoedzaam gaan. Veel is er nu niet meer gebleven van dat alles - een grauwe steen, die zaaklijk verhaalt van een leven, veerkrachtig en warm als geen. Tusschen aarde en hemel gedreven sta ik zooals hij eenmaal stond; over grenzen van dood en leven reikt dit heimlijk, duurzaam verbond - Ach, ijdel wordt alle streven op dit afgelegen stuk grond. Vorige Volgende