Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 105] [p. 105] Rust De nacht wordt licht gelijk de dag, doorzongen en vervuld van het geheim van haren aêm en 't glanzende geduld waarmee een diepe vrede zich tenslotte heeft vervuld. Ik buig mij zwijgende en schuw over den slaap-geloken pracht der oogen en 't volstrekt geluk waarvan haar mond nog lacht, als van een die verworven heeft wat zij al eeuwen had verwacht. Tenger en teeder rust haar hand op het beschermend, zware kleed: een lichte wolk die snel ontsteeg aan aardsche vreugde en leed, een kostelijk, bezield kleinood waarvan zij-zelf niet weet. Ontkomen aan den diepen drift, die door het lenig lichaam jaagt, een bloem die van den donkren grond haar geur en sappen vraagt en aan een afgrond, zwart en steil, helder te bloeien waagt. Doorzichtig spant de hooge nacht zich over het gedempt beraad van deze ingekeerde rust, die stroomend op den stillen maat van het getemde, trager bloed zich heft tot den volmaakten staat van vrede... Vorige Volgende