Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 103] [p. 103] Het verliefde lied I Voordat de nacht almachtig werd van slaap en schaduw zwaar ontbloeide een snel en teeder spel verrukkend tusschen mij en haar en ieder pad dat werd begaan voerde enkel tot elkaar. Een fluisterend-gestameld woord bràk van verlangen overmand, een hunkerende mond en gròot der oogen donkren brand, de liefste droom verraden voor een kleine, speelsche hand. En heel een leven scheen vergeefs en ging voorbij om niet, een warme mond, een speelsche hand genezen elk verdriet van wie oprecht te luisteren weet naar het verliefde lied: Een dartle stem die onverwacht het sluimrend hart beroert, dat het zich-zelve niet meer kent ontwapend en ontroerd, die wekt het langzaam-stroomend bloed onstuimig en vervoerd... Totdat de nacht almachtig wordt van slaap en schaduw zwaar, het snel en teeder spel versterft dat bloeide tusschen mij en haar en wij: twee kind'ren moe-gespeeld die slapen bij elkaar. [pagina 104] [p. 104] II Het licht, de wind en het water, wij beiden verliefd en zorgeloos, een dag als een waaiend vaandel en de zon een vlammende roos, een droom wordt levend en tastbaar in het hart dat ik argeloos koos. Een wereld van angst en vreezen woei voorbij als een vlagend lied, eens hoorden wij klein en verwezen naar een stem die het leven verried, maar God gaf een goed genezen uit nood en diep verdriet: Twee handen, snel en streelend en een mond warm en onverwacht, een lichaam veerkrachtig en lenig, een stem die schuldeloos lacht en een ziel die zich heeft beleden in der oogen fonklende wacht. Uit lust, berouw en lijden rees dit vast en helder verband hoe als een veilig geleide mij voert een kleine hand en zwijgende gaan wij beiden den weg naar 't beloofde land. Het licht, de wind en het water, het leven eenvoudig en goed, een dag als een waaiend vaandel, mijn hart brandend van overmoed en stroomend door nacht en dagen het lied van 't vermetel bloed. Vorige Volgende