Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 92] [p. 92] Een nacht Een nacht - en als een machteloos gebaar ergens de wereld, tusschen de wanden aarzelt het licht langs smalle handen, over het kruiven van het blonde haar. Geschoord aan mijn schouder en aan mijn arm een gelaat bleek en nauwlijks bewogen, daarin het stralend geheim der oogen, de verrukking der mond zoo zacht en warm, en de stilte en het even opslaan der wimpers, een glimlach en het trage wenden der hals, waarom ten eeuw'gen dage zielen blindelings zullen ondergaan. Vorige Volgende