Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 91] [p. 91] De brief De kleine letters naast elkaar, een spits en een fijnzinnig schrift in zulk een regelmaat en dwang dat van de eens aanweez'ge drift niets over bleef op het papier als de voorbije zekerheid der hand, die deze woorden schreef, en 't hart, dat deze heeft geleid. Ik weet hoe in het avond-uur zij voor zich staart en denkt en zwijgt, hoe over 't brandend-wit papier zij langzaam zich genegen neigt, hoe dan de smalle, vaste hand, die op het blad nog roerloos mart, als een gewillig instrument bespeeld wordt door het bonzend hart. En ieder woord dat ik herlees herwint zijn eigen diepte en gloed en krijgt zijn plaats in het verband dat stroomend is als stroomend bloed, en dat zich voor mijn oog ontvouwt zoò levend en zoò ziels-nabij, dat ik mijn handen strek en zeg: ‘Zij is bij mij, zij is bij mij.’ Vorige Volgende