Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 73] [p. 73] ‘Improvisation’ voor Wy Magito Keer terug van dit donker slapen, - want mijn ziel danst met u mee -, naar den stroomenden ernst der beweging, stroomend als wind en zee, het wervlen van 't weergaloos lichaam, den roffel der snelle voet, den wilden wentel der armen en het opstandig bloed. Ruk uit uw haren de spangen, breek het leed met eigen hand, ban uit uw oogen den sluimer, wordt wind en water verwant. Machtloos zijn slaap en donker. Die vreezen?... Stòf en asch, schaduwen, veege gelaten, leeg als een ledig glas. Maar gìj, die stamt van de steppen met het kort en kortstondig gras, van sneeuw en van ijs de makker, genoot van dit taai, onstuimig ras; is dìt de hand, die de troïka mende, de voet die levens vertrad, het lichaam veerkrachtig en lenig en de mond die God heeft getart, het haar waar het woud in geurde, het oog dat heerschte en gebood, de ziel van uw volk en gronden, gestorven voòr haar dood? Gij zult mòrgen veilig slapen van lichaam en leven ontdaan; wat ge hier noòit hebt begrepen zult ge daarginds verstaan, en uw eigen stem zal spreken in de stem van den grooten wind [pagina 74] [p. 74] en uw oogen zullen stralen over eèn het diepst bemind, dàn, gerust in uw eindlijke vrede, ziet ge dit leven aan en lacht misschien en voortaan zijt ge met ons begaan... Keer terug van dit donker slapen, - want mijn ziel danst met u mee - naar den stroomenden ernst der beweging, stroomend als wind en zee, het wervlen van 't weergaloos lichaam, den roffel der snelle voet, den wilden wentel der armen en het opstandig bloed! Vorige Volgende