Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 67] [p. 67] Stervende soldaat Nu uit de schaduwing der zwarte droom gevlucht, die jarenlang mijn aandacht hield gevangen, en uit haar wislend spel van angst en van verlangen tot deze rust waarvoor 'k ééns was beducht, keer ik weer tot u in, o aarde, vrij van vreezen, - een zomeravond mild als geen - zooals een knaap gerijpt tot man nog ééns den ouden slaap in moeders huis begeert om dan voor eeuwig te genezen van al zijn onrust en zijn barre, matelooze reizen - en wend ik weer tot u mijn brandend aangezicht, een felle koorts besluipt mijn lijf en heeft verricht welhaast haar taak - hemelsche wijzen waaien van ver en nader, nader - de wind is van hun vaart bevlogen - stemmen vangen aan - o, tusschen Hem en mij staat niets, geen hart, dat bindt, enkel de trage rondgang van het bloed. Aarde, moeder en liefste, o bij deze namen noem ik u voor 't laatst - wij hebben samen veel ondergaan - een zingen, ruischend en goed, begint, stillend het kreunen van mijn mond. Dit is het einde: ons eeuwiglijk verbond, dat ik bezegel met mijn heilig bloed! Vorige Volgende