Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 65] [p. 65] De stemmen Zij zingen soms als met één stem tesamen een lied dat aan hun zielen werd ontroofd - de avond schuifelt langs de ramen en ergens wordt een lamp gedoofd. Dan in het sluw en sluipend duister, dat laag en langs den grond beweegt, vergaat alllengs de volle luister van 't licht dat wanklend zich begeeft. Maar 't hart blijft van den doem genezen en weet - het kent het donker niet - uit al der sterren schrift te lezen een vrij, verheven lied. En boven 't raadsel van de zwarte landen stijgt - ijl en sidderend geluid - los van der aarde strakke banden deez' goddelijken beurtzang uit. Vorige Volgende