Verzamelde gedichten (1922-1943)(1947)–Jan Campert– Auteursrecht onbekend Vorige Volgende [pagina 64] [p. 64] De winst I Maar dit zal altijd zijn mijn onvervreemdbaar eigen: 't gebaar waarmee uw hand de stilte brak en na een leven van beklemmend zwijgen de woorden, die ge spraakt, aanvankelijk nog zwak maar allengs vàster en ten langen leste zeker en onverwinbaar als de onontkoomb're dood - en daarna niets meer dan een diep en groot berusten, d'uit-eindelijke vrede, die ons restte. II Een nieuw geluk heeft deze oogen ingenomen, een witte vrede bloeit over het schuldig hoofd. Zie, die ons in droom werd toe-beloofd heeft niet geaarzeld overdag te komen, maar zij bracht mede een dieper vreezen, een schaduw die haar volgde langs het pad - zal ik die zooveel liefde waardeloos bezat háár eenmaal waardig wezen? Vorige Volgende