| |
Korte schets van het voorgevallene in de Stad Brielle ten aanzien van de Oprechting eener Vaderlandsche Societeit.
‘De dagelyks toeneemende heerschzucht en dwingelandy der oproerige cabaal, had reeds lang in de harten van twee waarachtige vrienden des vaderlands, namenlyk de twee Heeren W.P. van Alderwaereld, thans Vroedschap van den Brielle, en den Heer W.F.T. de Mikker, de lofwaardige drift doen ontvlammen, tot het oprechten eener waare Vaderlandsche Societeit, in overweeging van de nuttigheid en noodzaakelykheid van zulk eene instelling; maar de wyze op welke dit kind zou gebooren moeten worden, bleef by hun altoos eene moeyelyke taak, nochthans het gevaar des Lands 't welk van dag tot dag dringender werdt, deed hen eindelyk besluiten, om alle hunne vermogens ten dien einde in het werk te stellen. - Zy deelden dus hun ontwerp mede aan den Wel Edel Gestr. Heer Stadhouder, Brender à Brandes, insgelyks Vroedschap der Stad, en aan den Heer vaandrig van het witte vaandel der schuttery L. van Bokkelen, thans Scheepen van den Brielle, beiden niet min beproeft in trouw en iever voor de goede zaak, welke Heeren dit ontwerp in allen gevallen goedkeurden, en zich daadlyk geneigt en bereid vonden, om met hun de handen in één te slaan, aanneemende om de gevoelens van het groote gros der burgery (by veelen van welken eene onvergenoegtheid heerschte, ten aanzien van zeker gezelschap, (zoo als het genaamt werdt) van eenige officieren der schuttery, het welk weekelyks in een logement werdt gehouden) omtrent het gezegde oogmerk te onderzoeken; het welk dan ook geschied- | |
| |
de, en wel met een allerwenschelyksten uitslag, als betoonende men in het algemeen daar toe eene byzondere geneigtheid te hebben, zoodanig, dat men naderhand, toen dit opgeworpen balletje was rondgeloopen, de gezegde Heeren geen rust liet ter in het werkstelling van hun ontwerp, hun dagelyks aanmaanende om het door te zetten, en zulks te sterker, naar maate, dat de onvergenoegtheid over het subsisteeren van het voorzeide weekelyks gezelschap meer veld won. - Zoo dat dan de vier Heeren ten spoedigsten 'er toe beslooten; ofschoon zy echter tevens als zeer nuttig begreepen, om, waare het mogelyk, eenige Leden van het gezelschap officieren, van wier loffelyke denkwyze zy zich ten vollen verzekert hielden, ook daar heenen te brengen, en dus te saamen als eenen lyn te trekken, en waarlyk met iever de goede zaak te bevorderen; het welk ook zeer wel gelukt zoude hebben, indien niet de vreeze, van aan de Heer Burgemeester Roetz (die de oprechter en president van het gezelschap was) hier door te zullen mishaagen, hen had terug gehouden. - De zucht tot redding van het Vaderland weegde echter (dewyl men reeds een begin met de zaak gemaakt had) zwaarder; het welk hen deed besluiten om toevlucht te neemen tot den Heere Graave van Bentinck, door den onderstaanden brief, vergezelt van een afdruk van het Reglement, het welk door een der Heeren meerendeel ontworpen, en verder door de drie anderen tot volkomenheid gebragt was.’
| |
Copye Missive, geschreeven in den Brielle aan den Hoog edelen gebooren Heere Graave van Bentinck in dato den 30 Mey 1787.
HOOG EDEL GEBOOREN HEER EN GRAAF!
‘Aangedaan door eene onvermoeiden yver en de behartiging der belangen van ons dierbaar, doch zinkend Vaderland - en die van de daar aan zoo zeer geattacheerde kloekmoedige en welmeenende Burgery onzer Stad, doen ons de vryheid nemen door deeze ons aan U Wel Ed. geb. te addresseeren.
Naar den loop van het nuttig declaratoir, waar van wy de eere hebben een exemplaar hier nevens te voegen, is 'er op 't voorstel van eenige Heeren officieren van de Schuttery by de zelve beslooten weekelyks met elkander te houden een gezelschap, ten einde in 't zelve te delibereeren, en te handelen over al het geene, dat tot bevordering der goede zaak onze vaderlands, en die der Brielsche Burgery zoude kunnen strekken, welk gezelschap dus, zoo verre wy kunnen bezeffen, zou uitmaaken een zoo genaamd defensie weezen. Dan vermits, door het houden deezer weekelyksche byeenkomsten, de goede Burgery, die toch gaarn ook iet heeft in te brengen, zoo zy vermeenen, in geenen deelen gekent; maar van alles onkundig gehouden wordt, is 'er by dezelve daar door ontstaan eene merkelyke gisting, die echter wel niet uitgebarsten; maar niet te min over het algemeen smeulende is. - Een aantal van dezel- | |
| |
ve hebben dit aan ons doen blyken, en ons gebeden, dat wy toch op de eene of andere wyze de oprichting van eene Oprechte Vaderlandsche Societeit binnen deeze stad wilden bewerken; als wanneer zy, zoo zy zich, en te recht, verbeelden nuttige Leden konden zyn ter handhaaving der oude Constitutie ter verdelging der nieuwe opgeworpen landverdervende regeeringsvorm, in één woord ter presteering van die vaderlandsche sentimenten, als by het bovengemelde declaratoir gemanifisteert zyn, gaande dit hun verlangen tevens gepaart met eene expresse declaratie, niet te willen zyn de blinde werktuigen, van een deel hunner mede-burgery, die hun schynen als jongens te gebruiken; dat zy dan liever hun geweer aan den wand willen hangen en zich van alles onttrekken, enz.
Wy hebben Hoog Edel Geb. Heer deeze te onvredenheid zoo veel mogelyk, bedaart, door aan de goede lieden te verzekeren, ons niet te zullen onttrekken; maar alles te beproeven, om, langs billyke en gepaste wegen ter adoptering van hun verlangen te concerteeren - Wy hebben vervolgens alvoorens een en andere Heeren Regenten, welken voor eene Societeit zyn, te hebben gesprooken, uit eenige der voornaamste leden van het weekelyks gezelschap, (waar in een onzer de eer heeft, vaendrig der schutterye zynde, mede te paroisseeren) herhaalde reizen gesprooken; maar, eilaas! zonder vrucht. - De meesten inclineeren wel tot ons voorstel in de oprichting eener Societeit, dan zyn echter bezet met vreeze om de eerste te willen zyn; ofschoon 'er niet te min veelen zyn, die zich wel expresselyk hebben gedeclareert ilico te zullen tekenen, wanneer eene oprechting werkelyk daar was.
Dit alles heeft ons doen besluiten een Reglement voor eene Societeit te concipieeren, en het zelve gestelt en ingericht, als onzes erachtens best strookt, met den aard en het locaale onzer burgery, waar van wy het genoegen hebben Uw Hoog Edel. Geb. hier nevens een exemplaar te doen toekomen, met ootmoedig verzoek het zelve ten allerspoedigsten te willen brengen ter kennisse van het departement van Directie der Oprechte Vaderlandsche Societeit in 's Hage, ten einde het zelve door haar Wel Edle worde geapprobeert, en omtrent de hooftbedoeling (zoo nodig) gedresseert, en wy door haar verzocht om, onder Uw Hoog Edel Geb. vleugelen en opperdirectie (welke wy Uw Hoog Edel Geb. allervriendelyks bidden, tot heil van ons vaderland en deeze stad, en ter encourageering te willen aanvaarden) ons begonnen werk voort te zetten, en het Reglement door onze burgery ter tekening te doen Effectueeren.
Voort overige hebben wy de eere, na Gods dierbaarste zegeningen over alle uwe Constitutioneele onderneemingen te hebben afgebeeden, met alle hoogachting ons te noemen.’
(Was getekent) W.P. van Alderwaereld, L. van Bokkelen en W.P Turnbull de Mikker. (zynde de vierde der Heeren absent.)
| |
| |
‘Deeze brief bleef tot groot leedweezen en verwondering der schryveren, onbeantwoord; het welk zy dachten te moeten toeschryven, aan de toegeevenheid van den Graaf van Bentinck voor den Heer Burgemeester Roetz, die, (alhoewel niet openlyk,) de oprichting eener algemeene Societeit onder den Ingezetenen geduurzaam heeft afgekeurt. - De eenige weg, die 'er voor de vier Heeren open bleef, om hun besluit te volvoeren was dus (daar de aanzoeken der Burgers niet alleen bleeven aanhouden; maar zeer vermenigvuldigden,) om alle pogingen in het werk te stellen om den Heer Roetz, die veel invloed had op de Burgery, en in dien tyd, zeer bemind was by dezelve, in hunne belangens over te haalen het welk de bovengemelde Heer van Bokkelen op zich nam te beproeven, en wel met dien uitslag, dat zyn Wel Edle Gestrenge in het weekelyks gezelschap in de maand Mey zulks voorstelde, betuigende ons ontworpen Reglement goed te keuren, onder belofte het zelve te zullen tekenen, zoo ras wy daartoe in gereedheid zouden zyn - het geen ten gevolge had, dat een aantal officiers openlyk diesweegens mede hunne goede geneigtheid verklaarden. - Dus verre dachten zy dus zich met triumph te kunnen vleijen, en zy zouden ook zekerlyk in hun oogmerk geslaagt zyn, indien de gemelde Heer Burgemeester zyne belofte was nagekomen, doch in deeze verwachting bedroogen zy zich - zyn Wel Edel Gestrenge persisteerde wel nader op den middag van dien zelven dag aan voorn. Heer van Bokkelen, die desselfs approbatie kwam vraagen, om Communicatie van het geconcipieerde en ter tekening gereed gemaakte Reglement aan de gantsche Burgery te geeven, (welke juist als toen door zyn Wel Edlen Gestrengen was opgeroepen ter tekening voor de oude Constitutie) by deszelfs gegeeven woord, met vryheid laating om zich by het volk hier op te beroepen; maar toonde zich ten zelven oogenblik reeds huiverig het zelve te tekenen, voorgeevende dit niet te kunnen doen, voor en al eer meerdere Regenten hier toe accedeerden, verzoekende een blad hier voor open te laaten, en intusschen voort te gaan. - Die Communicatie geschiedde dan ook aan de vergaderde menigte niet alleen door den Heer van Bokkelen; maar gedeeltelyk door zyn Wel Edlen Gestrengen zelve, en de Heeren van Alderwaereld, Brender à Brandis en de Mikker tekenden ten zelve oogenblik, wordende die tekening des anderendaags, door die van acht Burgers agtervolgt.
Hier over vergenoegt, wachtten de vier Heeren met verlangen den volgenden dag in, op welken een zeer groot aantal, zoo Burgers als Ingezetenen van den Lande van Voorne, (welke door den Saturdag waaren verhindert geweest), hun hadden toegezegt zich als Leden te zullen aangeeven. - Dan zy hebben dit genoegen niet mogen smaaken, maar zich gedrongen gevonden het werk te doen staaken nadien zy door de tweede en derde hand, werden geinformeert dat de Heer Burgemeester Roetz, en anderen zyner mede-Regenten, zich alle moeite gaaven, door intimidatie der Burgery hunne pogingen te weerstreeven enz. En hoe zeer zy ook daar na hebben getracht | |
| |
om dit vooroordeel uit de weg te ruimen, 't was alles te vergeefs. - De Heer Roetz; dien zy op zyn woord aanmaanden, en dus niet met glans te rug kon, proponeerde hun wel de oprechting eener Societeit, gecombineert met het voorzeide Gezelschap, 't welk aanleiding gaf tot diverse conferentien, zelfs in 't zelve Gezelschap, dat op zulk eene wyze, dat eindelyk de vier vaderlandsche vrinden op eens resolveerden zich te onttrekken, en zich te vergenoegen, met die kalmte, die hun belanglooze vlyt van voor het heil der Burgery geyvert te hebben in hunne ziel gaf.
Wat 'er verder omtrent het voorn. Gezelschap, dat naderhand de zinspreuk heeft aangenoomen van:’
| |
De eerste Grondslag der Vryheid
(‘En 't welk mede, gelyk de plegtige Vaderlandsche Burger maatschappyen, in de andere Steden Gecommitteerdens heeft afgevaardigt gehad ter algemeene vergadering der Societeiten) of wat 'er in het bestuur van het zelve heeft plaats gehad, noch de wyze op welke het geëindigt heeft, zal men zich in deeze niet inlaaten, men erkent niet te min dat het van veel nut voor de Stad Brielle geweest zy, als hebbende 'er zich aller braafste Lieden in bevonden, welke hun kop, in cas van nood gewillig voor Orange en de goede zaak zouden hebben gewaagt, - ook heeft de groote meerderheid van het zelve veel gecontribueert, tot de remotie der Patriotsche Regenten dier Stad, en met de Burgery den grond gelegt tot het gedaane verzoek omtrent die der Amptenaaren’ enz.
Men ziet dus uit dit verhaal, dat het boovengemelde Gezelschap eigenlyk niet anders was, dan eene welgezindde te saam vereeniging van eenige vrienden van het vaderland, die in hun kleenen kring met iever het welzyn der Republiek trachtten te bevorderen; maar het blykt teffens dat dit weldenkend Genootschap, niet tot dien stand is gebragt geworden, waar in de vaderlandsche Maatschappyen in de andere steden zyn opgericht, waar van de hoofdzaak was, om door eene algemeene verbintenis, der weldenkende Ingezetenen, van wat staat of rang dezelve mogten zyn, de waare Volkstem te doen kennen in welk geval de geringste eerlyke Burger als met den edelman gelyk staat, het welk ook in tyd van nood al de sterkte van het tegenwigt tegen de saamenzweering der verdervende party zoude hebben moeten uitmaaken - zoo als zulks ook door de vier opgemelde Heeren, naar luid van hun mislukt ontwerp ter oprichting eener algemeene Societeit, schynt begreepen geweest te zyn. -
De loffelyke iever voor de grondvesting deezer burger Maatschappyën huisveste ondertusschen niet alleen in de steden; neen, de zucht voor het vaderland blonk ook uit in de meeste dorpen en ten platte Lande. Het altoos getrouwe Overschie was, gelyk wy gezien hebben het eerste om het voorbeeld van Rotterdam na te volgen - niet minder verdienen de braave In- en opgezeetenen van den dorpe van Ryswyk te worden aangedagt - zy, die, schoon gedreigt met moord en roof, en omringt van het vlie- | |
| |
gend leger der gewaapende dwingelanden, standvastig zyn gebleeven. - Men heeft de goedheid gehad om ons, zoo wegens de oprichting hunner Vaderlandsche Societeit, als wegens de geweldenary tegen dezelve gepleegt, met een echt verhaal te begunstigen, 't welk wy hier mede zullen deelen. -
|
|