Aan de heeren leden der Oprechte Vaderlandsche Societeit, gevestigd in 'sGraavenhaage, by de heuchelyke omwenteling in herftsmaand MDCCLXXXVII.
Onbezweeken Batavieren! wars van vuige bastaardy,
Paerels aan de kroon der Vryheid! hoort myn' zang, dien ik u wy'!
Reik my 't speeltuig, wenschlyke Eendragt! streelende Eendragt! roem der aard',
Englen wellust, vreugd van 't menschdom! aller schepslen hulde waard'.
Cyterspeelers! 'k volg uw gangen, in dit staatlyk gloriekoor;
Hier ontsluit, de lieve Vriendschap, voor elk onzer 't harttresoor;
Teedre Vriendschap! tweespalthaatster, nydverpletster, raad in nood,
Eedle troosteres in rampen, traanenstelpster in den dood!
| |
Vreêbazuinster, hemelschoonheid! schenkme uw' invloed, en geef vuur
Aan de toonen, die myn kunstnimf slaat, tot lof van 't Albestuur.
Donkere onweêrwolken broeidden, aan den trans van Leeuwendaal,
En de Oranjezon vertoonde slechts een flaauwe koesterstraal;
Roer- en- zeil- en treil- en mastloos, fel gezweept door deez' orkaan,
Lag de Hulk van Staat te worstlen, midden op den Oceäan;
Aller moed was reeds aan 't wanklen - kracht onbrak ervaaren Liên,
Niemand kon, 't gefolterd Vaartuig, in deez' branding, bystand biên: -
Dan! de grootste Woedetemmer, Hy, die alles maakt gedwee,
Spreekt - en op één' oogwenk steevend Kiel en Vracht ter zaalge rheê. -
Christen! die een oord van wondren, door God zelv' gewrocht, bewoont,
Heeft dit, Neêrlands veilige Toevlugt, in uw redding, niet getoond?
Een ontzinde hoop van muiters, niet te vreden met hun lot,
Spanden saam', tot 's Lands verwoesting, maar, - zie dra hunn' waan bespot! -
Op de stip, dat zy beraamden, onverschrokken, als een held,
Caezars lauwerspoor te drukken, wordt hunn' moed in 't zand geveld.
Iuich, Bataaf! des om uw zege - maar erken, tot 's Hoogsten eer,
Een' onzichtbren Vrymagtsvinger, in deez' heuchlyke ommekeer:
Tuig dit, voor geheel de waereld! - dreun welklinkend maatgeschal,
En zwaai dankbre wierooköffers, aan den Vorst van 't gantsch heeläl;
Ia en Amen, worde uw bede! - heil zy Bato's erf bereid,
Tot de tydstroom zal verzinken in de zee der eeuwigheid.
JOHAN VAN HOOGSTRATEN.
|
|