Mi boto doro/Droomboot havenloos
(1980)–Edgar Cairo– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 93]
| |
Soul in explosionBus was in rit, mens was in tocht. De stromen van verkeer, vloeiend, vertakkend, over aardwegen. De waterwegen leken nader dan land, fo wie zijn ziel vulde met soulmuziek. Hoor daar gezongen met de stemmen: boto n'a' kap'ten,
a sa kant'o na liba!
pikin sondro tata,
a sa kon f'a jajo!
boot zonder kapitein
die zinken zal!
ouderloos kind
dat bandeloos gaat leven!
Boot zonder stuurman, boot zonder kaptein, boot zonder matroos, die zal stranden op land! Mens zonder ouder, mens zonder voogd, zonder doel, zonder liefde, hij zal fo je... nergens! nergens! nergens! De boot uit de rivier, hij kraakte uit z'n voeging. Eén groot karkas, vol zielen ging aan land. Barkas barkas, het draagsel uit de golven, opgekomen uit het niet! Het water schudde golven los! Lucht braakte van een stormregen. Ruimte, snakte naar adem langs de bossen, wai! wai! wai! Krioro, wai pasi gi son sonte!!!Ga naar voetnoot1 Er brak een grote boei van fajalobi-bloemen los, grootrood, tot diep in al zijn stralen: zon ontspon de liefde. Eén lichaam, groot bijna als van een natie, vulde de karkas der boot! De romp geschonden, flarden zeil, die schaamte dekken... Een groot orkest speelde kaseko, waartussen baitek ghana, gamelan en meer zo! Pokoe! Pokoe! Muziek! Heel een soulbus schudde z'n soulbuik los, binnenste buiten! Net of je oren straten zelf had, die vol met menselijk verkeer te stoeien hadden, voller van leven dan je óór naar had! Aaj boi! Dan libi bos' opo, wan opo-naki, wan opo-teki! Sref'srefi, wan opo-trowe tongo! Mi jer' a bari f'en, so kongowe mi loi!!!: het leven zelf, vol van oproep, hoor!, hoor, luister! | |
[pagina 94]
| |
Dan waar die boot gestrand was, sprong een vis, gedreven uit z'n golfwater, visdomein, hoe eigen! Vis vol met rekadem, trekt z'n mars uit, óópopen kaken, kieuwen als een roos zo groot, het grote foegoe-foegoeGa naar voetnoot2 dat de ademsfeer belaagt! Vis worstelt op het droge, kop open van ogen, vis wappert loos in schubben uit, met rekopen z'n kam, tla! tla! tla!, staartspringerig tussen die stenen daar aan die rivier z'n zijkant, bijgenaamd de oever! Hoe naam gegeven was en niet geschonken! Rivier, hij had z'n loop, hij had z'n gang, een weg, bochtig van kronkelingen, kronkender dan vis ooit kon vermoeden, een gang, tochtvoller dan een schip kon gaan! Aajbaja, water strandde niet, nee, water loosde!Ga naar voetnoot3 Schip met z'n harde buik en vis, met visselichaam, beide konden niet volhouwen om terug te gaan, te volgen, die rivier, over de dammen, over steen en hoogte, over de schuurbodems, tot in diepte van zijn bron... één kleine beving maar, der aardkorsten... D'r was een punt, waarop het water los kwam, wandelend door bodems en door bekkens, de stille stoeisels van de grondwaters, de onaanraakbaarheid der ondergrondse stromingen! Dan kreeg dat water wáter, werd rivier z'n bron, dan liba, rivier zelf, no? Dan kwam de push, de stroom, stroom met getij... ah! Oever was gemaakt daar langs z'n loop! Wee de gestrande vis, wee de gemeerde boot! En mens die daar ontbrak... boot zonder kapitein, vis zonder vin als roer! Jajo! Jajo!Ga naar voetnoot4 D'r zou geen weg zijn, land of watergang! Een hart sloeg in een soulbus, onder denken, bidimbam!, toen de cassette stierf, tijdens remmen. Dan was muziek uit, dood en zonder stroom geluid! Die bus had zoveel dinges die gebeurden, dat 't nie te zeggen was! Soul Explosion, no? Wel, mi boi!, als je hoorde en zag!... Sjaffo Djonko! Die Dennis! Hij zag een keer zo levendig, | |
[pagina 95]
| |
libi-libi, zoals mensen hun mond zei, hoe iemand werd ontbloot van centen. Hoe dus bestolen werd, een vrouw met tas. Hand in die tas, met vingers die aan 't nemen zijn. Sjaffo, achter z'n stuur, die Dennis, kijkt en ziet in spiegel, alles, net op dat moment. Iedereen luistert na' z'n soulmuziek die hij hard speelt fo ze, zo hard dat bus lijkt mee te dansen met die bassen. Didim-doemdoem!!! ... ‘Sjaffeur stop me daar!’ dat zei geen mond, ma' wel die schelGa naar voetnoot5, waarop gedrukt werd, teken dat hij moest gaan stilstaan bij die halte. Dan wat deed hij? Hij gaf die bus, impulsie in 'em, twee keer zoveel aan gas! ‘Mijn gunst! Wat gebeurt? Sjaffeur, ik heb gescheld toch?’ Bus stopt niet, jongen die wil weggaan, met z'n open hemd aan borst en donkere oogharen, daar, achter die bestolen dame in die volgetjokte bus! Hij wraakt, hij kan nie zakken bij de halte! Die zakkenroller! Dalek... dalek gaat hij z'n mes tevoorschijn trekken en... Bus sneed een hoek, met volle vaart, een hond vluchtte trotwaar op, jankte ‘kain! kain! kain!’ met schrik. Bus met z'n autoband heeft 'em gemííííííst! ‘Sjaffeur, waar ga je dan? En? Je bent dronken bij je hoofd no? Zet me hier! Zak me!’ Die jongen sprint na' voren in die bus, hij duwt een mens opzij, met alle diktes! Bus snijdt vlak langs wagen... toetert, tuuuutuuuutt! Ah! Twee agenten komen net op dat moment na' buiten! Het is een post daar, van polisie, vlak voorbij een stukje plein. Sins ik je zeg... tuuuutuuuuuttt!!! Brik! Stop! Vlak voor agent z'n schoen, jongen met open borst en steelgeld, springt bus uit. Ma' hoe hij rennen wil - ‘Hou 'em! Pak die dief!’ Agenten achter z'n staart aan! In z'n paniek rent hij een erf met drie sleeën in, een erf met twee grote herders! Hoor hoe ze 'em terug blaffen, rechtstreeks in die handen van agenten! Is dáár brengt hij 't no?Ga naar voetnoot6 Een mooi adres! Wel, z'hebben | |
[pagina 96]
| |
'em direkt direkt opgesloten! Dan moest je zien, hoe die persoon van wie dat geld genomen was, Sjaffo Djonko bedankte! Met streling over hoofd, met brasa, dus omhelzing! ‘E man! Ik ben nie met je eens!’ vond Johnnie, Djonko's broer later zo. ‘Stel je voor dat die vent een mes komt zetten in je rug! Dan...’ ‘Dan wat?!’ Dennis, hij vóelde dat hij iets gedaan had, op die dag, meer dan z'n werk waard was. Misschien dat ekstra dreiging, wraakgevoel, hem zou beloeren: meneertje van die diefstal, komend om z'n wraak. Ma' tegelijk: die mensen die zouden gaan lopen zeggen: ‘Is met die en die wagen moet je gaan! Twee jongens zitten daar, drijven die wagen! Als een dubbele ziel, ik zeg je! Eentje sjaffeurt je goed, die andere kijkt of je geld nie wordt gestolen! Dan kan je rustig met je hoofd gaan zitten luisteren na' die geweldige muziek van ze, no? Soul Explosion! Ija!’ Die bus zelf, op banden, wegen wegvretend. Ochtend werd middag, middag dreef op na' de nacht! De dagen leken zo, zichzelf te tellen. Met bus als inhoud hebbend, mens als vracht. Eén sparteling van laif, als op het droge!
Een andere dag... tan!, wachte hoor! Wát gebeurt daarzo? Kijk, achter in bus, twee jongens... eentje zit op die klapstoel van middenpad waarlangs de mensen. Andere zit op vaste stoel. Twee koeli-jongens, spelend met makaar. Bus vol met andere mensen. Ene koeli-jongen, haalt iets uit die ander z'n baard, streelt z'n gezicht met openbare handeling, streelt z'n gladde haren voor 'em nog gladder, speelt met z'n oren, z'n borst, z'n knie die zo omhoog is als de Voltzberg! Die ander, heeft z'n hand geslagen om z'n schouder, hemd opengesprongen, mooi van borst, net of hij van bauxiet gemaakt is, prachtige nek heeft hij, als het dikste riet, één glanzende mootGa naar voetnoot7 daarvan, met een gezicht dat is gekomen uit het niet, waar handgeklap geluiden schept die schoon- | |
[pagina 97]
| |
heid open laten leven... ‘Tan? Wachte hoor!’ Twee hindoestaanse jongens, in vrijage?! Hele bus vol, met fo de rest kreolen. Ma' geen mens zegt níets! Ze kijken na' makaar, een beetje zo, of kijken weg na' buiten. Ma' zag je: als die twee, kreólen waren geweest, blakaman?! Aaj mi boi!Ga naar voetnoot8 Je zou dinges horen, dat 't was nie mooi meer fo ze! ‘Laat die jongen los! Jo k'ka boeler jo!Ga naar voetnoot9 Dalek ga je z'n kontringGa naar voetnoot10 breken. Is dát heb je geleerd op school, no? M'moerbeest jo! Met krasheidGa naar voetnoot11 hier op mensen! Krasser dan hondefeeste!!’ Een en al gescheld zou dat geweest zijn. Of, hardop lachen, zonder één woord, ma' dan zo hard, dat 't een aanrijding gaf, diep in de ziel: met zwaar gewonden ook d'rbij, en bloed en schade van de wezens die de dag verbeelding geven, hoog op licht en diep in ligging van het land, als donders onder horizon... aajbaja!Ga naar voetnoot12 Kijk, ze speelden! Ze werden zo gelaten en ze stapten uit. Enigste innerkommentaar bij die andere passasjiers was: ‘Ach, je kan zoiets verwachten van een koeli!’ Dan stapten ze zo weg, Ram, Baboeram misschien, zij beiden, twee, waarvan één met de ander. Bus daar, gelaten met een innerlijk verwondering. Baja! De wereld waarin adem werd gesponnen als een indiaanse hangmat waarin rust te vinden, was een vreemd ding, no? Wereld was leven zelf. Leven waren zij, die passasjiers!, zij allemaal, ham sab! Zoals die ene vent daar met z'n grote rashond! Meneer was nu gekomen uit ‘Den Hollanden!’ Dan wou meneertje met een hond gaan wandelen in die bus. Afèn! Met moeite kwam hij binnen, want Sjaffo Djonko wou niet. Dat dier was mooi, was prachtig, ma' 't was een hond, dus... afèn! Met bedelbedelen, 't ging. Ma' pammmm!, zat die vent met z'n hond, fo dubbel- | |
[pagina 98]
| |
geld, toen iemand anders kwam. Niemand kon zeggen of die hond gelachen had, dan wel gaan huilen was, op mensen. Ma' die persoon, die naast die ‘hondenman’ zat, schrok zo'n schrik, dat hij opvloog! Hij nam één sprong voorwaarts: ‘Mi g'gai! A dag' e kir' mi dja!!!’Ga naar voetnoot13 Van schrik en beefzucht, scheurde hij z'n kleren aan zo'n klapstoel, rukte een plastiktas met dinges open, papaja... zoete kassave... ‘waaaiiii!!!!’ Eén djoegoe-djaga daar: wat 'n gedoe! Want die meneer met hond, vond dat die hond geen mens bedreigd had. 't Was een dier, zo lief als elke mens kon zijn. Dan die andere, met z'n gescheurde achterbil, en z'n geslagen hoofd tegen die bovenkant van die wagen, vol van schrikbeginselen! Als je hoorde hoe nie hoe, m'mapima werd gegeven!Ga naar voetnoot14 Chm! Mi boi! Obja, magie, is nie van jou, bemoei niet hoor! Dus hou je bij je leest! Johnnie & Dennis verder rijend! Op eigen bisnis uit! En dat was laif! |
|