Mi boto doro/Droomboot havenloos
(1980)–Edgar Cairo– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 82]
| |
Zoete & zure birambi'sEen middag zo, waren ze bezig. Eerst Dennis, die Sjaffo Djonko, onder die wagen van 'em gekropen. Wagen met naam van SOUL EXPLOSION. ‘E, Djonnie! GeefGa naar voetnoot1 me 'n handje no?’ Ah! Sins ik je zeg, Johnnie-man ook onder die wagen daar gekropen. Net twee lagadisja's, hagedissen, die in 't zand waren aan 't wroeten. Met benen van ze, stekend onder wagen uit als staart. Die motor van die wagen moeilijkte een beetje, de laatste tijd. Dat ding djorkte, dus 't wou nie goed lopen, vooral bij optrekken. ‘Is wisi!: iemand heeft een geest gestuurd fo onze wagen!’ maakte John z'n grap met die mond van 'em! Kijk 'em daar liggen naast z'n broer, onder die auto! ‘Ja, want 't is onze zoveelste pech! A no troe?’Ga naar voetnoot2 De Soul Explosion had zoveel gerejen op z'n banden, dat 't zelf de weg kon vinden door de stadstraten. Rijdende auto, zónder stuurman, auto die als wilde stier rijdt door de stad z'n donker! Met grote koplicht op je schijnend: ‘Mars, ga uit me weg, of je bent dood!’ Als een boot zonder loods, zonder stuurman, zonder kapitein! Hard rijdend, garaasjeloos, boot havenloos! Alleen een bokspartij, dus aanrijding, kon 't nog stoppen... Wawama kwam langs die schutting staan. Hoor 'em no: ‘Hebben jullie die tori nie gehoord, van Koeliman van voorop in die weg?’ Ze riepen beide tegelijk een mond vol nee voor 'em. ‘Is goed! Dan gaj'k jullie 't zeggen!’ Dan begon hij, direkt direkt, met z'n tori, z'n verhaal, te zeggen. Een korte toespraak leek dat ding. Wawama staande onder de birambiboom, geen gewone groene die leek op kleine augurk. Nono, deze was Fransman-birambi, zoete ook, geen zure! Grote vruchten zo! ‘Ik zeg je: Koeliman, hij was na' Holland gegaan, die hindoestaan, vlak zo, vóór onafhankelijkheid! Hij heeft | |
[pagina 83]
| |
alles meegenomen van 'em, vrouw met kinderen! Ma' één ding kon hij nie meenemen: deze grond onder z'n voet! Dan eigenaar was hij, van een stuk djari, je weet, dat erf voorop in die straat hier! Ah! Vóór ik je zeg: hij'ft bij vertrekken van 'em, z'n erf kwijt gedaan aan iemand anders! Erf waarop hij vouwentwintig jaren had gewoond! Erf verkocht en weggegaan, met politieke angst! Je weet: hindoestanen bang fo kreool na onafhankelijkheid! Dus hij gaat weg, hij komt terug, want Holland pleast 'em niet!, hij kan nie gelukkig worden in die kou! Zijn vrouw ook, daar in Holland neemt haar echtscheiding van 'em! Kinderen die hij gemaakt heeft, houdt ze. Hij komt terug, zonder één cent! Heimwee vult z'n hele buik voor 'em, net of hij één grote honger heeft, groot als een zee, ik swéér fo je! Dan gisteren, hij komt van vliegveld Zanderij, neemt een bus, komt direkt direkt hierzo rijen! Komt vlak fo dat verkochte erf staan. Hij kijkt, hij kijkt! Dat erf is nie meer van hem! Hij is bloot van buiten, bloot van binnen! Dan plotsklaps gooit hij één schreeuw uit zijn keel!: beroerte! Ija? Hij krijgt één beroerte! Je denkt is grap! Hij krijgt trekkingGa naar voetnoot3, ambulance komt! Vóór den avondval, is hij een lijk geworden, passend op begraafplaats! Aaj, een mensenleven!!’ Wawama met z'n ouwe menshoofd! Dat ding lijkt net, of 't leven zelf daarzo uit hem, in je, is aan 't spreken! Met ondroefeni-tori, echt levensverhaal vol met ervarendheid. ‘Geef me die pleyer no?’ (Dennis vragend aan Johnnie om een stuk gereedschap.) ‘Aaj, neem no! Neem deze tanga ook d'rbij, of wil je schroevedraaier?’ (Johnnie behulpzaam met geven. Beide gelegen op hun rug op een papaja, mat die lang geleden was gevlochten en nu oud en verlept lag op de gronden.) ‘Waaaaaat zeg je die jongens dan? In plaats van soft fo ze te kopen, geef je ze swit'tori!Ga naar voetnoot4 Kom, geef die jongens uit je pensioen! Geef ze een bier!’ Die p'pa van Johnnie & Dennis kwam d'rbij. Een aanprater leek hij: iemand die zelf ook vertellen kwam. Aanprater no? Hoor hoe hij even | |
[pagina 84]
| |
later zelf te vertellen wist: ‘Wel, dat geval van die familie Parasia dan? En? Kijk wat gebeurd is met ze! Een vluchtende javaan heeft erf aan ze verkocht, kasj kasj!Ga naar voetnoot5 Weer iemand die zou vluchten fo die onafhankelijkheid! Javaan verkoopt dus erf aan familie Parasia. Deze Parasia zijn gele mensen, je weet, negers met een koperkleur, zo licht, met gladde haren op hun hoofd, geen krenten zoals jij en ik hier staande! Aaj dan! Zoals ik je die tori vertel met praten!: Javaan komt na onafhankelijkheid terug! Hij heeft spijt als haren op zijn hoofd! Hij wil dat erf terug kopen! Geen opstand zoals hij verwacht had, is gebeurd, geen bloed des volks heeft geronnen! Dus hij komt weer, van Holland. En hij eist: ‘Ik wil me stuk verkochte grond terug, hier is je cente!’ ‘Joe panas no?: je bent gek zeker?’ Ah! Parasia wou nie terug verkopen! Hoe nie gebedeld, hoe nie aangezegd, die javaan kon niet dat erf meer kopen, want verkocht maakt dat 't is verkocht! Is niewaar dan? Weldan! Weet je, dat die javaan kwaaie geesten fo ze heeft gestuurd? Geloof je leugen, en geloof geen waarheid! Die jongen van Parasia heeft me zelf gezegd! Hij zegt: ‘Meneer! Ik wou nooit in negerdinges geloven, want 't is afgoderij! Ma' nu zo, ik ben jong, en ik heb alles zelf ervaren! Die javaan heeft óm dat erf, een kwaaie geest gestuurd op ons! Hele huis schudt! Niemand kan 't begrijpen! Een slang, echt echt, kruipt door ons huis! Als je in bed gaat liggen, komt Iets dat bed schudden, tot je d'ruit valt! Midden overdag, wordt dat hele huis plotseling donker! Iedereen beeft en gilt! Op 't laatst is me m'ma gestorven! Ze kón niemeer, ze kón niemeer! Die kwaaie geest heeft d'r nek gebroken! Gode zij dank, dat een javaanse priester is gekomen. Hij heeft die boze geesten weggejaagd! En wij hebben dat erf nog, wij, Parasia! Ma' we verkopen nie terug! Nooit! Nooit! Nooit!’ Johnnie en Dennis, onder wagen, aan het repareren. Doen of ze weinig horen. P'pa Wawama van het erf naast, geeft kommentaar: ‘Ija, ija! Is zo zijn dinges!’ | |
[pagina 85]
| |
Die ouwe kerels wisten waarover ze hun tori praatten. Die m'ma van die jongens kwam stroop fo ze brengen, tamarindestroop en van markoesa. Heerlijk getrokken vruchtensap, op ijsblok, in een grote kan! ‘Baja, wat ben ik aan het horen dan?’ riep die mond van d'r, zonder gezapigheid. ‘Is ondroefeni-toriGa naar voetnoot6 praten jullie no? Wel, 'kheb je iets te geven ook!’ Aldus zo, toen, begon zij met te zeggen, met dienblad in haar hand waarop de kan met glazen. Haar voeten staande boven op die grond daarzo: ‘Wel, wanneer ze jullie dinges zeggen, willen jullie mensen nie horen! Jullie met jullie koppigheid! Is goed! Altijd moet ondervinding zélf lering geven aan de mens! Jongens, jullie kennen Henkie toch? Henkie van Tant' Leboetta?! Ze zeggen dat hij's weggegaan na' Holland! Is niewaar hòr! Want Henkie zit op straf! Hij is daarzo, in die gevangenis, niet Leonsberg, daar over de rivier, ma' Santa Boma zelf, die grote djail waar hij zijn straf eet! Dan wat heeft Henkie zo gedaan? Hij heeft een bonoemanGa naar voetnoot7 gestoken met een mes! Henkie no? Henkie, hij droomde elke dag van gaan na' Holland. Zodra dat hij iemand tegenkwam: “Faigo?! Geef me een ticket no?!” Elke dag vragend is hij, om een ticket! Totdat hij een Hollanse meisje heeft ontmoet! Meisje is hierzo op vakansie gekomen. Dan heeft Henkie gezegd tegen die meid: ik hou van jou en ik blijf je trouw! Ma' die meid wou nie weten daarvan! Henkie kon geen ticket krijgen! Op aanraaien van een susje van 'em, is hij bij een hokuspokusman gegaan! Die heeft gevraagd: “Henkie baja, hoe ziet je meisje uit?” “Ze is blond tata, met geelwit haar op d'r hoofd!” “Henkie, hoe is je meid gebouwd?” “Ze heeft mooie vrolijke slanke lijn!” “Breng d'r een keertje!” Dus die hokuspokusman wou die vriendin van Henkie krijgen. Afèn! Hij'ft geen geluk gehad met dat, want Hen- | |
[pagina 86]
| |
kie wou vriendin van 'em nie brengen daar. Henkie was wel nie slim, ma' ook nie dom! Dus heeft die bonoeman gezegd: “Snij een paar haren van d'r onderbuik. Breng ze fo me!” Henkie heeft die meid dronken gemaakt, Henkie heeft die onderbuikharen van die meid genomen. Die bonoeman heeft iets met ze gedaan en teruggegeven aan Henkie. Dan heeft hij ook geroepen: “Henkie, laat die zuster van je, krabbesoep koken, met tajer en met oker, chinese tajer en met tajerblad! Dan wanneer ze eten op dat bord zet fo je vriendin, moet je die haren van die meid in d'r eten zetten, zachtjes, laat ze nie zien dat je zo doet! Dan laat je je vriendin eten!” Ma' wat denk je gebeurt? Henkie d'r zus, heeft per ongeluk dat verkeerde bord gegeven! Dus nu is zij helemaal gek op die broer van d'r geworden! En die Hollanse meid met blonde haren! Ze is weggegaan, als een godsvogeltje gevlogen met de KLM! Ija! Van kwaadheid heeft Henkie die bonoeman met mes gestoken! Dan buitendien: die Hollanse meid heeft later ticket fo Henkie gestuurd, want ze is rijk toch! Ma' Henkie kan nie bij d'r gaan, want hij is achter tralie!’ Wat een verhaal! Wat een tori! Middagvullend no?, met al die mensen daar, Wawama, die vader en die moeder van die jongens, die wagen reparasie gaven. Terwijl, de jongens zelf, hard aan 't werk, meer gedachte kweekten aan de kwalen van het bussjaffeuren. Hoe zó'n beroep niet in je geest kon vreten! Vooral nu konkurrensie duidelijk op ze loerde, als een soort roofhagedis, een sapakara! Om toe te slaan! Ma' wanneer weer? Of hoe? |