Mi boto doro/Droomboot havenloos
(1980)–Edgar Cairo– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 56]
| |
Dan hij'ft gesoulbust no?Een warme avendmonding, vooravend vol broedsels. De nacht, vallend alom vol schreeuw. Al was 't maar van hond, met z'n gebroken aangerejen poot, gebasterdGa naar voetnoot1 tot een soort van paardevoet. Baja!, hoor daarnaast uitgereten kreten van de siksijoeroe: krekel die toonzang weent om dag z'n dood. Dag gooit z'n licht, laat, hoog, en op, in lucht. 't Geeft verbijstering aan ogen die de nacht aanslaan tot zwartronkende levensmotor. Wie, wie zo, gaat tot morgenvroeg die rit doorstaan? 't Lijkt op kortsluiting die is verwacht. Terwijl, je ogen gaan ervan verdromen, met spinsels die de namen dragen van het lang aanschouwde licht in lach en lover! Aaj boi, de wereld hoort z'n eigen troebelmond niet kakelen en kraskrasGa naar voetnoot2 bulderruim op gaan, met handeling opstijgend bovendaks uit, aj mi konkodoe konkodadidoe!Ga naar voetnoot3 Zo draait de wereld om, tot niets gerakend! Dan spreekt men woorden, groot van licht en los van zinnen buitendien. Ze schudden taal los, heel het hoorbare van klanken, heel een werelddeel, hier, aan de mond der spraken, waarvan dit verhaal, slechts uit de ziel in pré, in spel! Mi neti, san j' moe fadon so fadon? Foe san j' moe saka mi ati so, so dipi dongowe, leki wan nowtoe, di n'abi foetoe, no kindi, f' a opo djompo toeka, mi di seki lekti naini loesloes' hé so fja e frafra? Waarom o nacht, zo vallend over die ik ben? Zozeer gedaald over mijn hart, zo diep gelegen, zonder voet en zonder knie, waarop te rijzen als een zon, belichaamd met het ik, dat levend zweefzaam is in ijling van de luchten? Zozeer zonder een zelf lijkend, ik, dat deze schreeuw der wereld mij tot schaduw aankruipt, vallender dan nacht uit nacht? Aaj boi! Leki soktoe di no loes' ensrefi sondro f' a no mek' fjofjo!: een zucht die niet losgaat, zonder de schepselen van zielsonheilen, nacht, nacht, nacht?! Zeg niet dat deze ochtend hiervoor aan de leidsels van mijn zinnen zijn gebracht, het tomeloze van dag-open! | |
[pagina 57]
| |
Die twee, Johnnie en Dennis, ze maakten hun balans op fo die dag, geld en gebeurtenissen. Met flink gehosselGa naar voetnoot4 was geld goeie slag fo ze. Al hadden ze twee jongens meegemaakt die, tegen de tijd van opstaan en betalen, wegrenden na de rit. Die bus gestopt en zij flink gerend achter die leba's! Ze nie gekregen, want ze waren weggeboord.Ga naar voetnoot5 Afèn! Hij loopt weg, ma' z'n naam niet, zeggen mensen. En ze weten over wat ze praten, kleine stad met elke keer weer, zelfde mensen, zelfde gezichten! Dus, is goed dan! Ze worden nog optijd gepakt. Andere mevrouw had, vlak achter sjaffeur z'n stoel verteld. Was huis van d'r gaan laten schilderen, goedkoop, een volkswoning die gekocht was, afbetalend. Binnen twee weken: huis zwart! Huis was krèm geverfd. Ma' huis werd dus snel zwart! Dan wat had je gedacht? Die schilder had dat geld gegeten! Had goedkoop zo, z'n slechte verf gekocht en aangevuld met z'n petrolie! Net zoals mensen water gooien in de melk en 't fo volle melk verkopen! Dus na twee weken was dat huis gaan wegkleuren. Als je zag! Lelijker dan boeboelaas z'n schrikhuis! En zó een slecht geverfd huis, had zó een vrouw gekocht! Op een gegeven tijd: van die zes passasjiers in bus, vijf gaand na' Holland. Pratend zo, over betere tijd. Weg, weg, weg van alle rotzooi! Vijf van de zes, vertrekkend! Ma' hóór waarom ze weggingen: ‘Ija! Want wat ik zie, die koeli'sGa naar voetnoot6 regeren ons! Al zweren zij, dat wíj als neger kwaaie dinges doen met ze! Waar je je oog gooit en 't valt daarzo! Baja, kíjk, met je eige eige ogen zo: je ziet koeli ambassade, helemaal uit India! Je ziet koeli kulturele centrum! Gooi je oog in krant, je ziet: van die tien cinema's, zijn negen koeli!, met negen koelifilm!, helemaal geïmporteerd! Alles van India halen ze hier! Dan wij blakamans, wij negers, we zitten met gekruiste voeten! Ma' niemand weet op wát we wachten!’ ‘Ija,’ riep andere Hollandganger, ‘ija baja, ija! Kijk na' houtzaagbedrijf! In koelihanden! Kijk na' autobusbedrijf! | |
[pagina 58]
| |
Is koeli heeft 't! Kijk zelfs, buslijn van al die wilderbussen! Je ziet, javaan, neger, mulat, drijft die bus als sjaffeur! Ma' hij's in dienst van een koeli, die die centjes neemt! Alles is koeli!’ ‘Baja! Praat die tori niet!’ riep eentje, zwaar gezeten in die bus. Met mond als 'n kwaaddadig soort van piren!Ga naar voetnoot7 ‘Praat die tori niet, sref'srefi, kwetkweti, zwijg helemaal over die dinges. Als een neger ooit iets anders doet dan souldans dansen, dan opent hij zelf een diskotheek! We schelden die koeli's, ma' ze hebben ons mooi beeld!Ga naar voetnoot8: ija, den kis' oen moi!! We zitten maar op apegapen, hele dag zakrollen! Mi dati? Ik die hier zit? Ik gá fo me, na' Holland! Al me kinderen zijn daar! Ik láát jullie met deze rotzooi als een vuilnishoop op je!’ Een soort van protestant, achterblijver toch, vechter fo de natie, man met hoge papier misschien, die altijd wel kon vluchten na' een ander land dan Holland! Hoor hoe hij riep: ‘Mensen! We kunnen die Hindoestanen nie blemen!Ga naar voetnoot9 Als zíj willen werken, is hún zaak! Z'hebben gelijk ook nog! Alleen, ik vind die import van die India-kultuur een hebi fo dit land! Echt 'n last ja, tégen de integrasie van dit land! Is dát soort imperialisme moet je tegengaan! Niet 't werk van je eigen landgenoot!’ Die anderen keken. Wat fo geleerdheid daar gegooid? Of bus nie zou gaan stinken d'rvan? Zeker weer zo'n kommunistisch geschoolde flipgeest! Want je had ze, zogenaamde idealistische jongeren des lands! Des lands, no? Wanneer vuur ze trof zouden ze anders braden! Z'hadden geen kinderen toch! Konden vrijwilliger gaan spelen ‘aan de basis!’ Leven had ze nog nie getimmerd! Politiek had ze nog nie met kak begooid! Wachte! Die vrijpostige ellendenaren! ‘Ja, we hebben niet het recht elkaars kulturen te frustreren!’ zo zei z'n mond nog meer, dan zakte hij uit bus. ‘Eindelijk van die gek verlost,’ dachten die anderen. Dan gingen ze beginnen weer, met alle mogelijke ongerief: inbraak, zakrollerij, prijsduurte van goederen onge- | |
[pagina 59]
| |
lofelijk hoog, fo vijfenzeventig gulle per maand inkomen die je had! Net of je in je eigen portemonnee inbrak! Dan ook weer, alles ging góed fout! Sluiting van die fabrieken, die paar van het land! Schooljuffrouw verlaat school om na' Holland te gaan en laat vier klassen achter, zonder rapport, terwijl die kinderen moeten overgaan. Juffrouw gaat stilletjes na' Holland. Kinderen krijgen achterstand no hel! Die ene buikjuffrouw na die andere (zes tot negen maanden zwanger, bijna barend al), komt ze bijspijkeren. (‘Kinderen, vandaag valt deze juffrouw in!’ Dan valt ze direkt weer uit, wegens smart en barenswee!) Dan weer, 't land heeft geen groente! Zo'n grote landlap, zoveel duizenden hectares, vol met groene plaats! Dan weer, 't land heeft zelfs geen kwiekwievis meer! Moet worden geïmporteerd uit Brasjon, Brazilië! Alles, alles geïmporteerd, grote bakslee van acht cylinders, vreten, spelden, kleding, alles, alles! Tot aan de liefde toe!, van importhoer. Aaj ba! Een land met op-de-duizend-inwoners, hónderd hoeren! Hoe kon zo'n ‘kondre’ goed gaan? Vandaar, op honderd inwoners, beslist de negentig gáánd, Hollandwaarts! Weg! Gwe! Weg! Dennis, hij maakte z'n ziel druk. Om al die wegvertrekkende passasjiers. Ja, je kon met die vertrekkers soms een broodje pom verdienen. En een broodje bakkeljouw aan die vakantie etenden uit Holland, die van tijd tot tijd weer kwamen overvliegen. Zomerapen op zomertoerisme toch! Die geldbeesten! De stad opschuddend tot heel laat! Gekleed in niets dan mode! Ma' goed! Van hem geen groot geklaag. Want hoe hij achter stuur daar was aan 't zitten! Baja kijk 'em, net automatic driver! Somtijds had hij geen tijd, om na' een meid te kijken zelfs, die paradeersters, met hun grote schudbouten op asfalt! Geen wonder dat dat asfalt, met al z'n hitte, damp sloeg na' onderkant van die mevrouwtjes hun wapperende rok! Als om ze met de liefde gaar te smoren! Dan weer begon een andere persoon daar in die bus te klagen: ‘Míjn gód! Ze hebben me gezakrold! Ik had dat geld tot in me buik gestoken! Ik denk, die jongens stelen hier met kwaaie dinges!’ | |
[pagina 60]
| |
Kwaaie dinges no? ‘Ne me schat! Klaag niet! Want is jíj loopt met geld! En buitendien, je klaagt, je klaagt! Wat moet ik zeggen dan, en? Eergister was ik me radio van reparasie gaan halen. Ik had die jongen vanme gestuurd, om 't te brengen laat ze 't fo me maken! Reparateur heeft de helft van al die schroeven weggehaald! Dus als dat radio terugkomt, hangt 't aan makaar! Je moet 't slaan, voordat 't kan gaan beginnen te spelen! Dan als je 't een slag geeft, dan houdt 't schóón weer op!’ ‘Kwakwakwakwa...!’ Groot lachen daar. Hoor eentje van die passasjiers no: ‘Mevrouw! Dan is kokobe moet u krijgen om goed deze radio te spelen!’ Kokobe, afgeknotte lepravingers... Om op zo'n manier je radio aan het spelen te krijgen, na reparasie! Dan hoor die vrouw no: ‘Frrrek!!’ Ja, hij of zij, mocht verrekken voor haar part! Andere persoon, met zweetzakdoek, zo groot als gouverneursvlag aan de halfstok des lands, gaf ook een mondje klacht weg. Met te zeggen, dat een wasbak thuis kapot gegaan was. Achttien jaar in vogelkooi-woning gewoond, zonder één dagje onderhoud. Dan toen die wasbak werd gemaakt...: ‘Mensen, ik zeg jullie! Ik ga een halve badGa naar voetnoot10 nemen, die dag! Ik was me gezicht, me handen, ik was me navel aan me buik! Pampampampam!, ik voel: me voeten zwemmen in de Marowijnerivier! Ik denk: San? Me huis is toch geen Raleighvallen? Nono! Geen waterval helemaal bij mij thuis! Alleen: die wasbak is na reparasie nóg meer kapot, tweemaal zoveel, als vóór die reparasie! Dan was 't om te lachen - ach, een kreupelmens geeft tranen aan gods aangezicht! - ik heb die zogenaamde “reparasieman” vijftig gulde gegeven! Vijftig! Ik, met me maandsalariaat van hondervijfenzeventig!’ Johnnie, hij zat, hij dacht met z'n kop die z'n hoofd vormde. Auto reed, zo auto, brikte, remde dus. Die centen gingen door z'n handen, doni, tjawa, loto... | |
[pagina 61]
| |
Hij leek die enigste persoon in deze wagen met een droom, een echte ook.... groot huispaleis... wagens in de drive-in garage thuis zo groot, dat ze bijna niet een hoek om konden snijen... liefst wagens met twaalf cylinders... in elke kamer kleurentelevisie... elke dag goudgeringde superdun en superlang, sigaren aan z'n mond, met gefaarlijk lekkere aroma... mooie kleren, mooier dan boetiek z'n klerentiek!... geen twintig goudkettingen aan hals, en pols met gouden boei, want dat was fo barbaarse straatfiguur!; wel ring aan vinger, groot zegelring met diamant, naast polshorloge die z'n goud uitstraalde! ... dan natuurlijk schoen die zo krasGa naar voetnoot11 was aan zijn voet, dat elke, d'r ogen zoals 't hoorde neerslaande meid, versteld zou staan, met ‘k'kado!!’Ga naar voetnoot12, uitroep in het hart, vol van bewonderingsdrift! Aaj... aaj... ‘Kijk hoe die blakaman met z'n negersmoel die koelisjaffeur regeert! Hij heeft mooimooi z'n bus gereje, heeft z'n soul geluisterd met die ape-oren van 'em! Dan wil meneertje nie komen betalen, met z'n: “Ik heb geen kleincenten!” Als die sjaffeur een neger was, zoals die heer van deze wagen!, chm!! Je denkt dat die blakaman dat zou durven, no? Die zwarte sjaffeur zou z'n hoofd voor 'em basteren! Hij gaat als neger nooit een schijt uithalen met een neger zoals hij! Wèl met 'n hindoestaan! Dan schelden w'op die koeli's...’ Weer eentje achter Johnnie, die zonodig op de staanplaats der bussen uit z'n beerput praten moest! Een ouwe zondaar, met muskietenkaars in z'n ene hand. Andere hand met gevlochten plastiektas handvat. Met napi, groene bananen, papaja, ponponvrucht. En kouseband ook, hangerig van draden over rand daarzo. ‘Sjaffeur, ko'w' hari no?! Laat ons vertrekken!’ Zweet brak ze uit. Die achterbende, wachtend tot die bus zou volraken. Om dan te gaan, met soulgenot van dringende muziek. Nu zo, op dit moment omstreeks, radio spelend, met | |
[pagina 62]
| |
programma La Djogo! Vol gruwelijke, schreeuwzaam oor vretende advertenties! Kiiiiiiiiirrrpalanis Limited! Koooooooommmm na' Kiiiiiirpalanis! A moro boenkopoe, a moro betre wan! Kiiiiiiiirrpalanis Limited! Om je hoofd te laten malen zeker, terwijl zweet uit je porie water pist! Twinkle Stars! The Show of the Year! Shooooooooww!! Show no? Dat hele leven was al show! Kijk na' die vent, daar, recht achter die Johnnie, in een kapotte broek gezeten. Broekvoet gescheurd, met vlek en vuil! Hij heeft geen cent om nieuw te kopen! Show! Show? Show!!! Die vrouw met die dikte aan d'r lichaam. (‘Hm! Ik weet nie waarom deze bosbuffel naast me komt zitten! Beter gaat ze weg, voordat ik uit die bus hier zak! Ze moesten vette mensen gewoon nie oppikken, want ze nemen tweemaal ruimte! Sjaffeur, drop me na twee haltes uit je bus weg! Ik ga een belang doen, daar en daar!’) Schoolkinderen in de bus komend...! Schoolkinderen no? (‘Kom bij me zitten voorin!’) Johnnie schoof. Dat meisje met een blauwe rok en blauwe spikkelbloes van uniform, kwam schoon naast 'em, tas op dij. Hij, met z'n hand langswrijvend. Afblijven jo! Ma' dan ook, Dennis kijkend met: ‘Jonge, laat dat mensekind met rust! Is vroege vogel wil je horen zingen no? Je weet nie wat fo gevaar in 't bos is! Kalm hoor! Laat dat kind rustig met rust!’ Een weg was om te rijen, weg was om te gaan. Dat wil zeggen, als je ziet hoe wagen asfalt vreet! Hatelijk gewoonweg! Elke kuil d'rin, alsof gevuld met een bord met eten, smiddags... bruine bonen met zoutvlees... tjawmin... roti met massalakip en aardappel met kouseband... herheri... zure doks... een hele berg met gestoomde rijst ‘... eet no! eet no!’ Een auto vrat écht kilometers! De kwelling van het ogenblik waarop Johnnie z'n oog blijft hangen aan een tros papaja's! (‘E, deze man! Je moet opletten! Kijk fo me hoeveel van die mensen zijn aan 't uitstappen! Verlies dat kleingeld niet, al is 't op die wagenvloer!’) Papaja's! Die heerlijke vruchten, groot en sappig...! | |
[pagina 63]
| |
Vrij hangend aan boom! Dan kwam de avend langzaam nader. Als uitgeslingerd uit een katapult, sjinsjaat geheten! Uitspattende keisteen die de wereld treft en oog verbrijzelt tot verstilde maan. De avond kan niet wenen zelf, weent geen licht en verft ook geen schijnsels onder z'n gelaat. Toch is de maan de schitter van de nacht! Toch heeft de maan geen ronding zonder dat het wordt bekeken. Vanuit maanonder, duizenden omhoog gegooide ogen uit de ogenblikken opgestaan! De nachtdieren ver uit geheugens! Over de velden hoor je ze in schijnselen opgaan! Een carnaval van zielen, zilverige stoet! Ze boren onderdoor de wolken! En schieten pijlen na' de maan, vandaar het licht! Waarmee de nacht kan sterven, no? Maan helder stervender dan water, vloeiender dan waterval, en hoger stervend in de snelheden die afstand scheppen! Vrij en onvatbaar, nieuwe maan, als met de droom gekomen! Genti dorowe!!: de wisseling van de getijden! |
|