Lelu! Lelu! Het lied der vervreemding(1984)–Edgar Cairo– Auteursrechtelijk beschermd Vorige Volgende [p. 730] Lobi sondro in'ati Moiboi f' dada! Owan suma prefuru ju fu ju sinta fow' kofu ondro a bradi fu ju kakumbe e waki fa bosrokoman dunkrun e stowtu? Kon, sibi sombololi pur' a ju tapu, wakaman! A switi mofonet' e spenki! Bra, memre toku: sajansi fu lobi n'e gi patenti! Tedrewan boit' en no sa man fika na wi mindri. [p. 731] Het dubbele hart der liefde O mensenkind, door 't lot gewogen, door 't hart dat nimmer wikt bemind, bemind, liefde's beminneling! Hoe dan dit uur dat smeekt om troost en raad in duister's ogen- blikken aan de vliet alwaar de vissen vrijen met de drift der wateren en met elkanders spel in schools plezier in kolk en aan riet? Lonkende sterrenacht die blinkt en lacht! Vaar uit uw somberheid, er wacht u luister! O klankvol uit de wind gesproken sterrestem! De liefde en de lust zijn niet de dragers van elkanders hart, o weet! Hoe is de liefde, liefde zij, de liefde? O, 't allerliefst is zij, de liefde, mij té lief! [p. 732] Safri a dip'bere firi disi e njafaro te a brois'opo e sprenki en brenki alakanti. Mi, donke-basi, mi jajo psa marki. Nojaso lobi trefu mi tron tabriki mindri na stron fu libiwan, pe a gersi dungru nomo sabi mi wan leti. Kon tja mi, ananiman, go trowe na abra! O tang'tangi, sor' odisé f' mi janki g'a No-mer'-mi-kondre. Meki por'nen kaba! Fu: KRA, 1970 [p. 733] In mij de dief der lust die wist hoe uit de glans der zinne de schijn der zoetheid te ontvreemden. Ik was een vrijer en had lief, te vaak verward in den beginne en zo door 't vuur der avonturen zelf van minnaarshart verteerd! Thans toef ik als een eiland in de stroom die het geheim van bron en zee verkent. Hoe zijn de wegen naar de verre, verre horizon van liefde's glans? Toon mij de einder waar voorbij de dwaasheid de namen der geliefden zijn versmolten tot één enkel uur dat eeuw is en dat nimmer, nimmer scheiden doet! [p. 734] Waar in de eenheid van de hartstocht het kleinstgedroomde paradijs herrijst. Ontastbaar liefde! Onaantastbaar wij! Uit: GEESTKRACHT, 1970 Vorige Volgende