Orale verzen 31
Ik herinner me heel goed dat op een van de besprekingen van het toneelstuk Dagrati de regisseur tegen me zei: ‘Ik weet niet of je het zelf weet, maar het hele stuk bestaat uit scènes waarin steeds drie personen voorkomen.’
Merkwaardig!
In een ander stuk, getiteld Elzaro! Elzaro!/Doodsboodschapsvogel, speelt het orale beginsel ook al een rol. De naam Elzaro staat voor een ongeboren persoon die op weg naar de geboorte (en de konfrontatie met geschiedenis, uiteraard de beladen koloniale geschiedenis) ‘de geest’ ontmoet.
Elzaro is zomaar een naam, wel eentje die doet denken aan ‘bijbelse oudheden’. De Jorkafowru (of: -oe) is letterlijk: de geestenvogel, de aanspreker. Deze vogel ruikt de rotting in de mens, de dood die zich aankondigt. In werkelijkheid gaat het om een uil of een Buta Buta (een nachtzwaluw, de caprimulgus nigrescens). Wanneer zo'n vogel krast, dan vloekt men, want... er gaat gauw iemand dood. Mogelijk berust dit vogelgedrag op een stukje historie: de slaven (zieken, melaatsen) lagen letterlijk zich dood te koortsen en te etteren, hetgeen tot in de wijde omgeving voor een stank zorgde. In Elzaro daarom een konfrontatie met het bederf der geschiedenis.
Behalve dat er vanaf het begin in bijv. het spel met twee beebies (eentje levend geboren en de ander doodgeboren) met het binaire wordt om gesprongen, heeft dit hele stuk het orale karakter zoals eerder gedemonstreerd.
Geen wonder, denk ik jaren later, dat indertijd bij subsidieaanvraag de autochtone Nederlanders het stuk op papier onbegrijpelijk vonden. Het knelpunt lag natuurlijk wéér bij ‘die andere manier van voelen, denken, zeggen: die totaal andere kommunikatieve wereld’!