Orale verzen 20
De slang (boa constrictor, anaconda) is ook weer zo'n centraal gegeven in het orale gebeuren. Slangen kan men dienen, zoals een arme een afgod dienstig is (en horig wordt) om rijk te worden. Slangen, met name de papasneki (de Papaslang: letterlijk de Vader-slang. Wellicht een slang die als god gezien werd door de Papa-negers, een Afrikaanse stam?) worden aanbeden als god/geest. Zo is het een oude vrouw in de roman Famir'man-sani/Kollektieve Schuld, die droomt dat zij een Papa-slang baart.
In Djari/Erven daarentegen is er de tweekoppige koraalslang die als magische kracht tussen de percelen (eigendom der kindskinderen van slaven) rondwaart.
In Jeje Disi/Karakter's Krachten voltrekt een slang het vergeldingsvonnis der historie, door een blanke vrouw dood te bijten en tussen haar gespreide benen als moederslang een nest vol slangen te baren. In Dat vuur der grote drama's, ook roman (waaruit onderstaande tekst), komt de zich-in-de-staart-bijtende slang als een der hoofdmotieven voor.