wetse’) Sranan-zinnen, heb je heel vaak het woord maar aan het begin van een zin, ja zelfs van een betoog.
Iemand zegt tegen een ander: ‘Ma' jere no?’
In het Surinaams-Nederlands krijg je gegarandeerd ook het echte zinnetje: ‘Ma' luister no?’
Een doorsnee Nederlander zou zeggen: ‘Hoor 'ns...!’ Waarom dat tegenstellende ‘maar’ aan het begin? Is het omdat men onbewust de tegenstelling denken/spreken wil aangeven? Of wordt maar gebruikt in een andere funktie of een andere betekenis? Je ziet dan maar staan, maar voor het taalgevoel van die ander betekent die maar op die plaats en. (Of nou in het zinnetje: luister nou 'ns even... ma jere djaso...) Ook wordt de maar niet helemaal uitgesproken en klinkt deze als ma'.
Een prachtig geval van ‘opponerend’ taalgebruik, dus taal waaruit iets tegenstellends blijkt, is het volgende.
We hebben het al zo vaak over de spiegelstruktuur gehad. Wat zien we? In Suriname Folklore staat een verhaal waarin er figuren optreden uit het dodenrijk. En wat doet de volksliteratuur met dergelijke figuren (jorka's)? Ze spreken omgekeerd! Djumbi's spreken spiegeltaal! Hun zinnen lopen voor het gehoor van achter naar voren!
Wanneer een djumbi zegt: ken ej keerb ki, dan bedoelt hij: ik breek je nek!
Letterlijk dus spiegeltaal uit het spiegelbestaan dat het hiernamaals vormt!