Het begrip koti is een centraal iets binnen het geheel van wat we nu bespreken. Koti wil letterlijk zeggen snijden. Koti is ook: korten, inkorten. Het betekent nog meer. Bij muziek heb je dat de ene partij de hari doet en de andere de koti. De koti is hier het inspelen op het basisritme, het variëren. (Denk aan de titel van Boek II van deze bundel: mi hari, ju koti/levende ritmen.) Een kwestie van twee op elkaar inspelende partijen waarbij de ene het voortouw neemt en de ander met wat er gebracht wordt varieert.
Koti in de zin a e koti odo is weer iets anders. Letterlijk is dat gezegden (aan)snijden, dus spreekwoorden en gezegden, volkse wijsheden en kernachtige of gevleugelde uitdrukkingen (aforismen) bezigen. Meestal gebeurt (gebeurde) dat in het dagelijks leven, maar zo'n tekst kon ook onder godsdienstige omstandigheden gebracht worden.
Dat is dus eigenlijk zoiets als bijbelse uitdrukkingen gebruiken in het leven van alledag, zij het dat het allemaal niet zo erg formeel is (was) en dat de scheiding tussen ‘echte (natuur)godsdienst (winti)’ en het profane leven erg kunstmatig is geworden. Vroeger was dat anders.
Vandaar, nogmaals, mijn visie dat ‘winti’ van oorsprong eerder een Afrikaanse (levens)filosofie is dan een godsdienst. Om met Europa te vergelijken: de Middeleeuwer ervoer zijn godsdienst als iets veel ingrijpenders, iets veel alledaagser en vooral als iets dat minder ‘hoog en veraf’ was dan nu. Overal trof men de hand gods, maar overal kon je lijfelijk de duivel tegenkomen. Welnu, in de winti was dat net zo. Toch heb je als duidelijk verschil dat er geen echte hemel (of in Grieks-mythologische termen: Olympus) in de winti bestaat: het hogere en tegelijk de onderwereld, dungru, het Duister dus, staat vlakbij, met goden en geesten in het direkte