| |
| |
| |
Negerschapsverzen 11
De legende van Lagos
staat een prins op, een prins op,
die wacht op z'n kroning.
de dans aan het meer van Lagos.
Zijn geliefden geroofd ooit,
als in toverij en gevoerd
tot de keten der slavernij
op een schip met z'n mast in de winden.
Zo sprong er een scheiding
tussen volk en vorst, tussen
volk en volk, geliefden en 't hart,
over 'n eeuw van de duistere dorst
naar de eenheid en redding der kinderen
die allen zonder één uitzonderlijke navelschat
de pigmenten beërven van het zwartste geslacht.
| |
| |
Op de dag dat hij kroont en is koning
zal hij weder tot levenslicht komen.
Daar, aan de Lagos Lagune, de prins!
Hij zal dansen en dansen, koningvrij!
Hij zal dans dansen totdat het schip herrijst
van zijn stam, dat hem onder 't oog verging
in een stormnacht, daar aan het meer
O de slang onzer goden, de eeuwigheid,
jaagt op 't hart van het trekzame dier.
't Is zijn naam die het ademseizoen overleeft,
maar hij sterft op eeuwzame duur.
Zie: de prins der lagune met het gif
van verdriet. O, hij wendt uit het stof
en hij keert uit een lijk. Hij herleeft
in de wereld en balsemt het slijk tot
het lichaam dat verledentijden derft.
Hij ontwortelt zich ruim aan het dodenlied
met zijn hoofdtooi, zijn speer, zijn amulet.
En hij keert tussen de keerkringen des doods
weerom, vanuit de ganse aarde.
Want neger werd hem 't wrak der wee
dat dobbert - op goed rasgeluk -
over de puingolven der mensenzee.
Want neger werd hem 't lijf dat ras ontaardde.
| |
| |
De koning zal dansen vandaag!
Aan 't strand neigt een palm
voor de winden der zee. En de schelpen
verzilv'ren het aanzien van 't zand,
wijl de golven voortkabb'len en eeuwig
het land in de zon-gloed verledens verwazigt.
Dan opeens... uit een krab met het grootste
scharnier, barst de eenzame prinsenziel.
Hij begeeft zich de wegen der wateren langs.
Van de reien der branding verbreekt hij
wereld en wateren, zij worden hem schatplichtig.
O, er sluit een gordijn van een zwarte zucht.
Er ontsluit daar het daglicht van goud.
En de zwartzwarte goden, zij zingen hem toe,
zingen hem toe, hem toe, toe-toe:
met de prins als de koning,
de wereldse macht hem tot loning!
| |
| |
De koning zal dansen vandaag, ayo!
Nee, de koning móet dansen...
Nee, de koning zal dánsen, vandaag vandaag,
om het schip van de slaaf dat vergaande was!
De koning zal dansen vandaag, ayo!
De koning zal dansen vandaag, ayo-yembe!
Onze koning zal dansen naar zwartemans tijd
tot de parelpigmentzwarte bloem is bevrijd
die geroofd is geworden uit Afrika,
uit de edelste mensentuin.
De koning zal dansen vandaag, ayo!
De koning zal dansen vandaag, ayo-yembe!
O, de koning zal dansen, vandaag de dag!
De koning zal dansen tot koning vandaag!
Aay-o! Aay-e! O, koning en prins!
De koning zal dansen vanavond vandaag!
Hij zal dansen in een schapenvel, tot de wol
hem om de oren danst! Hij zal dansen vanaf
het schreeuwgeluid, op de slagen van dodenmagie
en uit drums. Hij zal wentelvoet schrapen
over gazellehuid en de trom van zijn tijden beamen.
De koning zal dansen vandaag!
| |
| |
Die zijn voeten eens waste!
Vliedt schimmen, demonen van troebele naturen!
Waakt, waarden der reinste talismagie!
Onze koning zal dansen vandaag!
Onze koning zal dansen vandaag!
Tussen de harten der zwarte verlangens.
Tussen de zuurdesems smaakt hij
de volkeren naar 't brood.
Tussen de wanden van wind en de aarde
verpoost hij in 't vuur van de macht.
De koning zal dansen vandaag! Ayo-yembe!
Luipaard, o, luipaard, ontspring hem jouw vel!
En hage-hage-hagedis-o, met de goudgelen
basten geschubd! Schud hem jouw schatten
In de kroon van het licht
zal hij dansen tot eeuwige majesteit.
De koning zal dansen vandaag!
| |
| |
Zie: heen varen de slavige dagen,
de dagen van ketens en mist. De dagen
waarop zelfs het zout van de zee
is beproefd tot het natste verdragen
van een weenzame duisternis.
De koning zal dansen vandaag! Hij zal
dansen tot het schip herrijst,
dat vergaande verdronk in de golven.
O, horizon van de wee, van de wee!
O, anker van dubbele geestdom dat zweeft
boven de golven der angstige zee!
O-yembe! O-yembe! O-yembe ayo!
De koning vangt aan met zijn dans.
De eeuwen... zij schrompel...
Het meer kiest zijn laagwaterjaren.
De manen der leeuwen, zij scharen tot een.
De wereld gebald tot een wel van verdriet.
En het schip van de slavenweghalers,
met de negers aan boord, de negers aan boord,
zie: het sterft uiteen tot een maannacht
vol wrak op de striemende branding der tij.
Daar, aan de kust van de Lagos Lagune,
in het land van Negerije.
Het drijft en het dobbert, gebroken in twee.
O, en neger & neger, zij splijten uiteen
op de splinterwrakwerken der ziel.
Ayo-yembe! Aye-ayo! Ayo, yembe, o-yembe!
| |
| |
En de goden, zij zingen hun duisterste zang
om de kracht van het kind uit de krab die prins is
voor de dans van de koningsdagen.
En de goden, zij zingen hun oerzwarte klank.
Ayo-yembe! Yembe ayo-aye!
De koning vertolkt zijn dans.
Hoor daar, o prinskoning, wandelzaam oor,
met de helderste geest in het hoofd als 'n ring
die de cirkels der schepsels omschrijft
tot verstand dat de aard met het lief
kan bewaren. Aan de Lagos Lagune
trekt de branding de lijn in een
stroom die de boeg onzer hart bevrijdt.
Dans met je voeten, dans met je buik!
Dans, kleine koning, dans!
Draai met je ogen, schud met je hoofd!
Rammel met je kola-noten! Dans-o-koning, dans!
Draai met je schild in de wind!
Dans-o-o-koning, o-dans-o!
Dans met de regen, dans met de zon!
Spring in de lucht en draai op je hand!
| |
| |
Dan terwijl de koning danszaam is
en schielijk het licht hem als kroon op de huid
hem de omvang tot menszijn verdrukt...
...het wordt uit het meer, het oude schip
dat hem ooit uit het ziensoog verging.
één schuit, één boeg, één roer!
Het glijdt, 't meert en 't verankert zonneschijn,
pal aan de gepalmde kust. Het verst de wateren,
het bunkert vlezen provianden.
Dan heft het wederom 't zeil...
En de koning wil mee! De koning wil mee
met het schip van zijn tijd!
Maar het wonder der eeuwzang verzaakt.
O, 't oude orakel, orakel-yembe,
het bestemt hier zijn doemware kracht:
Het schip-o, herrijst ooit!
't Schip zal herrijzen, maar de koning
voor wie het meer ooit zong en die danst
op het zand van zijn stranden...
de koning zal nimmer aan boord kunnen zijn.
De vloedlijn, zij zij hem tot huis!
| |
| |
Hij verscheeft en verschrompelt terwijl hij danst.
Zijn handen zijn wederom scharen vol glans.
En zijn hoofdtooi vergaat hem tot schaal.
Hij verzinkt in de holen der eeuwige kust
en verkleint zo zijn lot tot het wezen
in het pantser dat wereld weerstaat.
Met 'n hort en 'n stoot is 't meer gekalmeerd.
Het rust en het meert aan de tijden.
O, het dorst vanuit duizenden liters nat
naar gerechtige wereldbevrijding.
Slechts een krab met z'n schaar
kent het innigst verdriet
van de kust onzer eenzaamste wateren.
Maar zijn scharen versnijden slechts
ijlzame lucht: hij gebaart
hoe wij varen in 't gaan.
En de koning in hem graaft 't diepdiepste hol
voor het bitterste tij onzer jaren.
Begonnen onder de titel: THE LEGEND OF THE LAGOS LAGOON, Campus Universiteit van Lagos (UNILAG), Yaba, juli 1983.
Uit: VERVREEMDING, 1983
|
|