Een religieuze ervaring vanuit het winti-geloof. De uitgedroogde bloesems van de reukplant deden mij denken aan Arwepi-kralen, een soort die gebruikt wordt voor rituele doeleinden (obja, kromanti). Zo raakte ik in trance, bezeten van een geest.
Het geurende gewas I
De bloesems van de reukplant,
o het reukgebladerte!
Ontwaar de kralen in het kleine
bloesemblad, mysterieus geladen.
En zó, dat ik weldra uit bronnen
van de zin, een Indiaangeest
dansen voelde, uit mij, en ook in.
Uit lucht verschijnt de wind,
uit niets, alom de goden,
geplukt uit allerhande geest.
Hoezeer zou ik niet in vervoering zijn geweest
om 't geestdom van mijn godsdienst
uit te drukken,
toen ik betoverd raakte door 't reukgewas!
Als neger omgedanst tot Indiaan.
Als mens het Paard dat goden rijden,
thans onbeteugeld, onbeladen, onbelast.
En toch niet door het menselijk tekort gemeden.
O zie: ik ben de goede kracht krachtens het woord
dat rood het bloed weet te vervlezen.
Rauw van het wilde en toch religieus geladen!
[p. 232]
Mijn brein draagt andere ziel dan ik
in het besef der zuivering.
Er is een god in elk ding
die mij naar 's mensen-IK doet aarden.
O zintuig, van waaruit ik adem,
bloeiend van bezetenheid.
De ziel der mensheid is een tuin.
Vol van verwondering
bloemt zij naar waarden.
Er hemelt drift tussen de mens en d'aarde.
Uit: AANGEZICHT, 1980
[p. 233]
De winti is van oorsprong een Afrikaanse levensfilosofie die door de negerslaven naar o.a. Suriname werd overgebracht. Oorspronkelijk was hun hele leven ervan doordrenkt. (Zoiets als Hinduïsme dus.) Thans gelden er twee voorname aspekten: het religieuze en het therapeutische (geneeskracht). Volgens winti in de betekenis van geloof kan iemand bezeten raken door een geest. Tijdens een wandeling in Paramaribo raakte ik min of meer bezeten toen ik met de reukplant (smeriw'wiri) in aanraking kwam.