Lelu! Lelu! Het lied der vervreemding
(1984)–Edgar Cairo– Auteursrechtelijk beschermd[p. 192] | |
[p. 193] | |
• De gekroonde glimlachtovenaarHet hoofd met een liaan omwonden:
bizarre kroon van mijn identiteit.
Het sap ervan zou heilzaam zijn
als ik er kruidenthee uit trok, liaan,
in plaats van mij
zo dodelijk te kronen.
Vanuit mijn religieus gevoel
at ik het offermaal dat men gebiedt.
Maar 't zoenoffer werd galgenmaal.
Zie: als de Heer der Zotte Scharen
treed ik aan.
Het afro-hemd schept mij tot Zonnekoning;
in razende drift, wilde galop,
blind de ruimte in maaiend,
waan ik mij de elegantste hoveling;
met de schone schijn der ijdelheid
verhef ik de verscholen gang der voddendragers
tot een hofdans.
Uitbundigheid stoeit óp in mij...
O stoeidans van de treurigheid!
Wie is het die mij slingeren zal
uit deze kelderende baan
van mijn gespletenheid?
| |
[p. 194] | |
...wan
bakatifi lafu
ben sa
betr'afu!
Paramaribo, 1971
Fu: OBJA, 1975 | |
[p. 195] | |
Wee de liefde! Liefde
die alle wetten breekt van ons bestaan!
Wee liefdeloosheid!
Mijn universum snakt naar lucht!
Liefde die, opgebald,
de hartslag vierendeelt
van de verscheurde die gevangen zit,
bekneld in krampen van de mensenschoot!
Lach, als de dood met zíjn identiteit:
een kaal geraamte, kale glimlach,
zijn schedel gekroond met 't allerleegste.
Hij verder niemand, niets.
Uit: MAGIE, 1975 |
|