Het koninkrijk IJmond. Ba Kuku-Ba Buba. Een oraal koningsdrama in vijf bedrijven
(1985)–Edgar Cairo– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 39]
| |
‘De neger die niet zichzelf durft te zijn | |
De Negers? Wij Negers!Op 7 december 1984 ging in het Soeterijntheater te Amsterdam het stuk De Negers van Jean Genet in première. Regie: Henk Tjon en Rufus Collins. Woensdag 12 december, de laatste dag dat het stuk in Amsterdam speelde ging Edgar Cairo er naartoe. Hij zág en schreef in één lange nachtelijke ruk het kommentaar dat in de recensies van de afgelopen week ontbrak. Zogezegd een les voor de Nederlandse pers in het kijken naar negers. | |
Wij negersZonder de blanke zijn wij niets. Dat is een eigen frase. Of is het een zin uit het stuk De Negers van Jean Genet dat ik vanavond zag? Vanavond? Het is bijna twee uur 's nachts. Nog houdt het stuk me bezig, liever, houden de vele met regisseur(s) en akteurs gehouden gesprekken mij intens, intens bezig. Want ik ging, avondje uit, als neger èn zwarte auteur kijken naar een stuk over ons, negers. Een stuk, geregisseerd en gespeeld door negers. Dat belooft dus wat denk je, zwarte intellektueel zijnde. Het stuk stelt in één opzicht niet teleur: de bestgespeelde rol was die van een blanke, vertolkt door een neger (Otto Sterman). Geweldig man! Maar... hoe zat het met de échte negers die onder de huid zaten van de akteurs? Een bittere teleurstelling. Een fout van de regie eigenlijk, die op de meest geëigende momenten de neger niet uit z'n ei laat | |
[pagina 40]
| |
breken, ontploffen! Men blijft steken bij een aanzet tot zwart gedrag. Men vergeet dat de auteur een blanke is die ondanks het respekt dat men hem moet geven niet in staat wás de neger volledig weer te geven. Een valkuil voor echte negers. Het oorspronkelijke stuk komt kortgezegd hierop neer: een stel negerakteurs voert het drama op van de moord op een blanke vrouw. Zulks voor een blanke koningin en haar hof. Thans worden ook de blankenrollen gespeeld door negers (gemaskerd). Eens te meer blijkt, dat zwart zijn en neger zijn twee heel verschillende dingen hebben te betekenen. Een zeer impopulaire, maar wezenlijke kanttekening hierbij is dat blanken bij de juiste opvoeding in staat zijn om het meest perfekte negergedrag te vertonen. Schokkend, maar waar. Vraag het de antropologen: in een vroeger stadium van de mensheid toonden alle volkeren vormen van het Sjamanisme (het bevlogen raken van geesten). Blanken kunnen dus ook ‘Winti’ krijgen zoals negers. Leuker nog: ze hebben het heel vroeger ook gedáán! En niet alleen in het oude Europa. Sla de geschiedenis van West-Afrika er maar eens op na: blanken werden daar even ‘wild en primitief’ als negers, zoiets als het mensenkind dat door een wolf wordt opgevoed. Maar opgepast, ook met z'n door negers gevormde geest werd de blanke volledig mens. | |
LagenLaten we beginnen met de toneeltekst. Daar zitten meerdere lagen in. Voor blanke akteurs, die door en door geschoold zijn in de tradities van tekstbehandeling (notabene in hun eigen moedertaal), valt dit drama wel te verhapstukken, al krijgen ze weer met andere problemen te maken. Maar voor hen die van huis uit geen traditie hebben van praten praten praten op een dergelijke manier is de berg tekst hoogst frustrerend, om niet te zeggen funest. Daarnaast vraagt de tekst dus om een absolute scholing in de verbale ekspressie van teksten. En daarmee is het niet goed gegaan. | |
[pagina 41]
| |
Meer nog: op het moment dat de biologische negers ín het stuk aan de ekspressie moesten toekomen van de kulturele neger faalde het drama. De regie had geïnstrueerd aan de akteurs om vooral niet zo te spelen dat men de blanke verwachtingen over drumdansen, ritmes en zo meer zou honoreren. Maar dat was precies de vrijheidssprong die dit stuk behoefde. En zulks, afgezien van de vraag óf sommige akteurs die sprong wel aan zouden hebben gekund. Wanneer een neger eenmaal blank gekonditioneerd is (men vergeve mij die term niet) en hij moet ineens volledig ‘neger’ spelen, notabene onder de stuwende kracht van een zogeheten Mother Africa, dan moet hij (of zij) dus volledig naar de oernegerbeleving toe. Er is in het dagelijkse leven één groot ekskuus: wij negers leven van en met de blanken. Wij zijn grotendeels blank gekonditioneerd, door opvoeding bijvoorbeeld. Geldt zulks voor een akteur? Ja, maar in veel mindere mate. Hij/zij heeft dan kennelijk behoefte aan training. Dit euvel had kunnen worden ondervangen door die enkelen die wel negerbloed hebben maar zich niet in typisch negroïdegedrag kunnen uiten te gebruiken als reliëf; men had daarmee dus diepte kunnen scheppen en andere negers wèl hun gang kunnen laten gaan met zware negerachtigheden. Wat heeft het voor zin om een Winti-lied, een lied uit de Afro-Surinaamse negerreligie, aan te heffen en dit niet tot het uiterste te benutten op het moment dat het stuk het dringend nodig heeft? Notabene op het moment dat de negers uit hun harnas willen springen? Móeten springen? In geval men zich als zwarte inhoudt en de negerziel ekspres niet naar buiten wil laten komen moet dat absoluut leiden tot dramatische onderhuidse spanningen. En die waren er juist op vitale momenten niet aanwezig. Jammer, want in die zin kun je ongetwijfeld spreken van een gemiste kans. En dat, terwijl het stuk barst van dubbele lagen (dus ook van de neger die zwarte kultuur wil uiten maar 't niet kan). | |
[pagina 42]
| |
ReddenEr zijn drie spelers die het stuk redden. Om te beginnen is daar Otto Sterman, die zoals gezegd, perfekt een blanke goeverneur uitbeeldt. Daarnaast is er Gerda Havertong, die toont dat er ook nog zoiets bestaat als een innerlijk drama (het belangrijkste van een stuk!), ook al is ze als Afrikaanse moederfiguur niet perfekt. Maar wat ze daar tentoonstelt aan wilskracht... nou, nou! De nog jonge Gerald Stadwijk is zeer ekspressief, heeft power. Maar in zijn nadeel speelt zijn grote onervarenheid in het beleven en uiten van 't wezen der zwarte tradities. Want ekspressief zijn is één, weten wát je uit moet drukken is iets geheel anders. Nu ik moet beginnen over wat er te redden viel, neem ik de laatst aangehaalde speler als eerste. Er is een belangrijke rituele scène, waarbij Gerald zijn ‘kra’ moet oproepen. Om het begrip kort te omschrijven: hij roept zijn eksistentiële plus zijn individuele kracht tegelijk op. Zoiets als het wekken van je totale onderbewustzijn. Indien er zóiets bij een neger plaatsvindt (let wel: dat is iets anders dan het veel voorkomende bezeten raken), dan is hij zó gekonsentreerd, dat hij onmogelijk het volgende moment van die malle, zwaar filosofische zinnen uit zijn mond kan krijgen. Notabene in een taal die juist dáár helemaal negervreemd klinkt. Zo iemand is op zo'n moment één met de ‘negerbuik’ en dat is niet mis. Het enige wat hij vervolgens kan doen is: het uitschreeuwen van bezetenheid en dus in trance raken. Gewoonlijk spreekt zo iemand dan in de kromanti-taal (soort Vodu-taal). Een ander, die wat meer bij z'n positieven is, gaat dan als bemiddelaar dienen, vertaalt. Welnu, het is op zulke ogenblikken dat het stuk voor een in de negerkultuur gewortelde neger volkomen faalt. Dat wil zeggen: je zíet dat de spelers aan zulke essentialia niet toekomen. De Nederlandse pers spreekt lovend over de rol van de Afrikaanse Oermoeder, gespeeld door Gerda Havertong. Zonder ook maar een grammetje afbreuk te willen doen aan Gerda 's krachtige, reddende | |
[pagina 43]
| |
spel & zang, zou ik een paar vragen willen stellen. Moedig is het dat men als blanke überhaupt het spel van zwarten recenseert. Maar wat waren eigenlijk de verwachtingen? Waarop zijn de oordelen gebaseerd? Wat gebruikte men als referentiekader? Verwacht men dat regisseurs met een donkere huid alles van zwarte kultuur kennen? Zo kan men de figuur van de Afrikaanse Oermoeder zien als een oud, versleten negervrouwtje, gehuld in schamele lappen of met kleding uit de rimboe; desnoods iemand uit een Afrikaans maskerritueel; of een soort heksenvrouw. Maar diezelfde ‘oermoeder’ is ook een godin! Dat is een andere, niet in het spel getoonde laag! In Brazilië is die Oermoeder de Godin der Zee geworden: Yemayá! Daar wordt dit symbool van vruchtbaarheid en voorspoed zelfs als langharige blonde witte vrouw afgeschilderd! (En als zodanig aanbeden door zwart en blank!) In Suriname hebben we haar in twee spirituele vormen: de Watramama (Watermoeder) en de Gronmama (Aisa, godin van de natuur). Kiest men, zoals nu gedaan, voor het ‘big mamma’ type (vrouw met groot postuur, grote billen en borsten), dan moet men ook daaraan het Big Mamma gedrag vastkoppelen. En dat is, geloof me, heel wat meer dan er nu - mede op gezag van de regie - is gedemonstreerd. De Oermoeder vindt zelfs haar ceremoniële gestalte in de traditionele rol die de Sisi, een hoofdslavin, speelde in de Banya- & Laku-pré van de negerslaven. Ik zal u verdere uitweidingen over houdingen, dansen, gebaren, oog-opslagen (‘broko-ai’), mimiek, typische negerinnelach etc. etc. besparen. Maar er is meer, veel meer dan men daar (gewild of ongewild) heeft getoond. Men had zelfs de negerin die de blanke koningin speelt (Alma Gardeslen, met masker) uit haar rol kunnen laten vallen; die vrouw smacht er gewoon naar de ervaring die ze heeft met het kreoolse volksgebeuren tot uiting te brengen in bijvoorbeeld het dansen van een bakafutu-banya (‘het hielen lichten’), een rituele negerdans. Niks daarvan hebben we mogen aanschouwen. Alma heeft als negerin geen pikdonkere huid, maar owee!, van binnen is ze door en door ver- | |
[pagina 44]
| |
trouwd met negerkultuurdinges. Het is dus niet de buitenkant die alles moet bepalen, wel de deskundigheid. En 't geeft geen zier hoe men daaraan komt. Van sommige akteurs (m/v) kan gezegd worden dat er veel van hun energie onbenut is gebleven. Maar er waren ook vergooide kansen. Want op het moment dat de zwarte mamma (Gerda Havertong) in de konfrontatie met de witte koningin (Alma Gardeslen) allerlei zwartemanskrachten oproept zegt ze, dat ze de Oergeest der negers aanwezig voelt. Voor mijn part de krachtigste statement uit het stuk, met volle kracht door Gerda gebracht. U moet het u voorstellen: de Heilige Geest is onder de apostelen, maar alleen Kristus is erdoor bevangen. De rest staat er wezenloos slap bij. KAN niet! Op dat moment hoort - en gelóóf me, het is het wezen van de zwarte rituelen - de hele omgeving op 'n idiote manier ervan bezield te raken. Vlam in de pan, zou ik zeggen! Een onhoudbare kracht dient zich dan in allerlei vormen van bezieling te tonen. Dat is trouwens ook theater. In plaats van deze diepte te gebruiken is het zwaartepunt van het stuk op allerlei uiterlijkheden komen te vallen. Funest voor het ‘zwarte’ theater zelf! En daarmee bedoel ik vooral niet: theater door negers. Wel theater, drama, dat het merg, nee, de chromosomen van het negerdom wil tonen. | |
IdentiteitenDe (blanke) schrijver heeft negers als mensen met zwarte identiteiten willen laten zien, al bekent hij dat hij negers wilde tonen zoals ze door blanken worden/werden afgeschilderd. Het was zíjn poging om het wezen van de neger(s) te begrijpen. En dát heeft men kennelijk op zijn beurt als regisseur/speler niet begrepen. Ik moet zeggen, na zowat een halfuur wilde ik opstaan, het uitschreeuwen! Wij hebben voor dit ‘uitschreeuwen van wat je op je lever hebt’ een mooie negerterm: bar'puru. Ik wilde desnoods gillen: ‘Stop met dit eindeloze gelul óver negers! Het is genoeg nu! | |
[pagina 45]
| |
NEGERS, waar blijven jullie in godsnaam?!’ De schande die daaruit zou voortvloeien heeft me ervan weerhouden. Maar het werd steeds duidelijker, pijnlijken men heeft een knieval gemaakt voor het witte toneelbestel en als zwarte eigenlijk z'n zelfrespekt weggegeven. Notabene met een stuk dat juist winst voor het zwarte zelfrespekt had moeten zijn! Natuurlijk, het is begrijpelijk: het minderhedentoneel heeft verdomd weinig ruimte. Wie wil daarin voor altijd opgesloten blijven zitten? Zonder jezelf te verkopen aan de blanke schijn je niet vooruit te kunnen komen. Ik praat over een wereldwijd negermechanisme. Je hebt geen naam, geen eer, tenzij de blanke je aksepteert. Maar laat men ons dan in godsnaam met ere aksepteren! Dat wil zeggen, konkreet in dit stuk: negers die, wanneer het erop aankomt (en daar zíjn er de momenten voor in het stuk), gewoon zich stuk durven dansen. Gewoon dúrven op de drums te slaan, de vlam in de pan, je ziel op de passen van diezelfde zo zwak gespeelde begeestering naar de zwarte bewustzijnshemel te laten dansstijgen! Een lyrisch makende gedachte! Ik zat te smachten naar het moment dat ik voelen zou: aay, aay, daar ben ik, daar zijn wíj, DAT is neger! Daar heb je de alomreddende bevrijding van het innerlijk zwart beleven! Negers die erin slagen de ogen van de blanken absoluut zwart te maken, die in zegetocht trekken door de ziel van de blanke toeschouwer! Die de daad van het negerzijn vullen met absoluut verpletterend drama! Want negerzijn in spel is de bloedige ernst van een zelfverwezenlijkende daad! Aay! | |
BelevenisHet stuk is te lang door verschrikkelijk veel gepraat, gepraat... Klimaxen die uitblijven, gemis aan crescendo's. Malle, schoolse herhalingen van zinnen, terwijl je spel hetzelfde moet zeggen! Negers die niet durven exotisch te zijn en die daardoor de absurditeit van het vooroordeel omgekeerd bevestigen. Theater van de buitenkant | |
[pagina 46]
| |
in plaats van het tonen van de absolute binnenzijde (want daar sturen al die ingebouwde lagen op aan). Een stuk dat volksdrama is genoemd maar dat bepaald juist géén zwart volksdrama is. Wat blijft er dan van over? Een stel hele goede akteurs, althans een drietal, viertal. Een paar verkeerd gebruikte akteurs. De vele, overwegend blanke toeschouwers, die... de ‘neger(s)’ zijn komen zien. (Dit laatste is ongetwijfeld een grote verdienste.) Een stuk dat onmiskenbaar glanzende momenten heeft. En de hoop dat wij negers ons niet nogeens vergooien, al geef ik toe dat het verdomde hard is om niet elke gelegenheid te benutten. De slotscène is vlak na de première veranderd. Er zal ongetwijfeld nog veel bijgeboetseerd worden. Dat is normaal, maar in dit geval spréékt het: De Negers begint - nu de blanke pers verdwenen is - bij de biologische negers meer en meer door te werken. Er rijzen vragen zoals: spreken we wel met een eigen stem? Tegen de blanke als schrijver, geldschieter, toeschouwer, kan en hóeft er niets te worden ingebracht. Maar tegen onszelf des temeer. De Negers, nee, Wij Negers, zijn niet volmaakt, ook niet als mensen op of buiten het toneel. Om met de woorden van bisschop Tutu het gevoel aan te geven dat na al die uren napraten, bij mij in elk geval maar ook bij anderen, is blijven hangen. Tutu zei dit bij de aanvaarding van zijn Nobelprijs: ‘Als we God aan onze kant hebben, wie kan zich dan (nog) tegen ons keren?’ Het antwoord is even simpel, even retorisch als de vraag: wij. Ja, wij negers zelf, voor zover wij dat al niet doen. Zijn prijsuitreiking onderbroken door een bommelding. Het zou me niet verwonderen wanneer de grap was uitgehaald door een of andere...(omgekochte, rivaliserende) neger. Negers van Holland, laten we hopen dat in het Nederlandse toneelbestel ons niet hetzelfde overkomt: dat niet ons eigen pijnlijke bestaansdrama de uitbeelding daarvan verstoort en vernietigt. Met de kreten die in het stuk ontbraken schreeuw ik: ‘Wai-oy! Woi, negre, woi!: wee negers! Hoe groot moet de dreiging van de geeste- | |
[pagina 47]
| |
lijke zelfverminking voor ons zijn, vóór we beseffen hoezeer we geschminkt zijn met de pijn van iemand anders? Van degene die ons deze pijn toebracht: de blanke, maar vooral wijzelf.’
Halfvier 's nachts Edgar CairoGa naar eind+ |
|