De doodsboodschapsvogel. Elzaro & Yorkafowru. Een oraal koningsdrama
(1986)–Edgar Cairo– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 29]
| |
[pagina 31]
| |
- Openingsscène -
Openingsbeeld: midden op het toneel, op de voorgrond, staan twee zwangere mouwen met de rug tegen elkaar half hurkend; ze schokken ritmisch van de weeën en tonen hun pijn (ritmische kreten); hun armen zijn met elkaar verstrengeld.
Op de voorgrond verschijnt de ceremoniehouder of liever, -houdster: de Afrankeri; deze loopt naar de onverlichte drumhoek en zegt:
afrankeri
Dit leven is zoals muziek.
't heeft z'n ritme,
't heeft z'n klank.
Mijn muziek is
in z'n rust net als
de goddelijke slang
Dagwe, die opgerold ligt
in de huid der drums.
(luidop, terwijl licht aanflitst)
Pokuman, pré!
[Speel, muzikanten!]
Roep ze op voor me,
de mensen,
met een lofzang aan
Godin Aisa,
Moeder van deze Grond,
Mama fu Grontapu,
Moeder van onze zielsnatuur!
(Opkomst zang- en dansgroepen met Aisa-lied)
Midden op de achtergrond staat een manspersoon in het wit of zwart gekleed (soort priesterfiguur). Hij heft zijn armen ten hemel; in zijn handen een kalebas, waarin water en kruiden (‘het levensmedicijn’);
| |
[pagina 32]
| |
onder het uitspreken van zijn tekst begint hij te sidderen, waardoor het water uit de kalebas loopt (plengoffer).
spreker
God van de goden, macht van de almacht-ooy!
Aay-o! aay-baaa! Kracht die de bron is
van de al-wateren der levenskracht!
Mmm... eh, eh!! Geef hen de zegen die
de reiniging is der geschiedenis!
Er is geen scheiding tussen dood en leven,
mmm-baaa, mmm-baaa, mmm, mmm, mmmmhh!!
Alleen de levenden kunnen ons zeggen
vanuit hun hartgronddiepte, aay,
vanuit de yams die de wortel is
van het gevoel, aay, mensenbodem,
wat voor de kinderen de toekomst is!
O navelstreng, ku-kumbatité-oy!
Streng aller navelbuiken,
laat uw kinderen los, o, lòs!
Yeye d'e poko nain a frudu fu dyodyo:
o, mensengeest in de wandeling
doolzaam over de eeuwige wateren!
Adem uit adem, laat hen los! Un lusu!
Want los mogen zij zijn, los
van de buik, en vrij als nieuwe spruit!
O, op de akker van de mensheid
staan de nieuwe loten van 'n nieuw
seizoen! Un lusu-baaa... hohohoy!!
Los van de navelbuik en... los!
Los van de lasten der verledentijd!
(snuift en briest)
In deze fase van de openingsscène met de twee zwangere vrouwen wordt
| |
[pagina 33]
| |
nu Mama Aisa [de Aardmoeder, Aardgodin, ook wel: Moeder Natuur] door de opkomenden met zang en plengoffers geëerd. Enerzijds verschijnt Elzaro als danser/zanger en anderzijds Yorka(fowru) als jongeman annex danser/tovenaar. Beide zijn eerst prominent aanwezig als ‘feestelijk uitgedoste, doch gewone dorpslieden’ die nog in hun grote rol van straks moeten kruipen.
Terwijl de ceremoniehouder of -houdster, de Sisi oftewel Afrankeri [dus de aanstichter en losmaker van het spel, de intrigant], zich naar de drums begeeft om ‘de muziek wakker te maken’, gaan E. en Y., de twee jongemannen dus, ritueel dansen rond de twee zwangere vrouwen uit de openingsscène, waarbij de twee (E. en Y.) als een soort ‘oproeper van de haring’fungeren.
yorkafowru
Ofru! ofru! ofru! Er moet oneindig veel geofferd worden!
Het ‘offeraltaar’, de Wante(n)-banyi, wordt aangedragen. Wante(n)-banyi heeft twee betekenissen. Wante-wante betekent: direkt, onmiddellijk. Het is dus letterlijk een ‘direktbank’ voor het storten van een bijdrage. Wante(n) is afgeleid van one-time, ofwel once-upon-a-time: dat is meer de mystieke betekenis: via deze bank wordt het kontakt met de goden-/geestenwereld der vooroudergemeenschappen opgeroepen.
elzaro
Wasi! wasi! un mu wasi! Tijd voor de rituele reiniging!
De prapi wordt aangedragen en iets lager dan het altaar geplaatst, dit vanuit ideëel oogpunt.
Het loopt uit op disharmonie en wedijver, waarbij Y. en E. de vrouwen uit elkaar trekken, en zij elk [met behulp van medestanders] één zwangere vrouw naar één der beide objekten sleuren, onder het maken van duidelijk rituele gebaren, teneinde de geest van de vruchten als het ware op het objekt over te brengen. Daarbij dreigen E. en Y. elkaar te lijf te gaan. De rest schiet daarop toe bij wijze van vroegtijdig ingrijpen, waarbij al duidelijk wordt dat er twee partijen tegenover elkaar zullen komen | |
[pagina 34]
| |
te staan. Nadat de twee zijn afgevoerd, volgt een poging tot afleiding en onderlinge verzoening van de gemeenschap in de grote dansceremonie.
- Einde Openingsscène -
| |
- Scène Eén -
Plaats: achtererf [achterste stuk van een woonperceel] met een klein afdakje [‘halfdakje’ ofwel krotje]; op de voorgrond een oranjevruchtboom met vruchten/bloesems
Tijd: voorafent met lichte maangloed Personages: Alabasya [een soort Al-vader’], oudere neger, zittend op drempel; Alma [‘een soort Zielemoeder’], z'n vrouw, hangend over de ballustrade Aktiviteit: het overwegen van hun persoonlijke verhouding na het bedrijven van de liefdesdaad
alma
(zingt)
Mek' mi ferlèi wan prisiri gi yu,
'ka yu na a waran-waran, waran...
(voor zich uit mijmerend)
Aay, de verleidelijkheid van het plezier... liefdesplezier...
alabasya
...we hebben 't geplukt aay, net hoe ze zeggen: fu broko na moro switi froktu: het loof der minne... zoete vrucht...
alma
Yu na a waran, waran...
de warmte, rondom me dijen, ik voel het:
iets leeft in me, een liefdesvrucht.
alabasya
Me schat, 't bloeit no?
alma
Ayi, met ondeibuiklekkere warmte! | |
[pagina 35]
| |
alabasya
Wel, is goed dan! Ga, maak een thee fo me!
(terwijl ze bezig is in het nabije open keukentje)
Aay, deze afent met z'n wereldglans! Frisverse wind... 't ademt op je af!
(strekt ledematen)
Mi skin kon lusu! [Ik ben er fit van geworden.]
(snuift geur op van de boom)
Die reuk van die alanyavruchten... 't geeft memorie van historie.
alma
Wat praat je daar zo dang?
alabasya
Niks... negerhuisdrempel-filosofie.
(mijmert voort)
Al die lanen van vroeger: ik zie ze fo me: de weg waarover je begint te lopen met je mensenvoet onder je lichaam: memorie van dit volk z'n historie: wegen met aan de zijkant de alanyabomen.
Ze zijn geen namen die daar opengaan... maar... bloesems zie ik, verse trossen bloesems, van jonge mensen, als plansun.
alma
Pransun?
alabasya
Aay, pransun: nakomelingen, bloesems... vruchten... kinderen.
alma
(zingt opnieuw, met waaier houtskoolvuur aanwakkerend)
Basya beni baaa, beni baaa,
broko a froktu na anu-o.
Tu dede meki wan ati-o.
We, lé-o, lé-o,
aranya na tité-o!
Wan alanya nain mi dyari-o.
alabasya
Vrouw zo! Bederf me afent niet no? Ik hoor je zingen over slavendrijver die de levensvreugde van ons ooit heeft weggeplukt. Neger als fruitplukker die zelf fruit is: mandenvol... mandenvol... ze hebben onze mensen, heelhele generaties, als slaaf geplukt, weggerukt en vergooid, als bedorve fruit zeg ik je! | |
[pagina 36]
| |
alma
A man disi, yere: deze man! Eerst ben je zo lief, zo liefdeslief! Warm en met krasse kracht. Dan ineens zo, lijk je zuur geworden, zuurder dan die alanyavrucht. Vergeet die ouwe dinges. Wind waait geen ouwe geur aan, als memorie, niet dat alleen. Wind waait ook ouwe stank weg en wind waait een frisse geur aan: nyunnyun-smeri. Hier, neem en drink. Dan laten we gaan slapen.
(terwijl hij uit de kom de thee opslorpt)
Misschien heb je gelijk, ik ruik ook iets. Geen frisse geur, maar wel bederf. Ik weet niet, maar 't ruikt... hmmm, precies hoe dooie dinges ruikt. Mijn god! Dood met bederf!
Alabasya
Of misschien een bederf zonder dood: precies hoe je een ouwe beerput openmaakt: die ouwe stank blijft, hoewel 't niemeer wil rotten.
alma
Hou me! Ik voel... ik weet, dat er is leven, in ons, met ons, maar tegelijk leeft dood met ons.
alabasya
Iets wat nie gaat vergaan. Een gestorvene die nie bederft. Een zweer, die nie kapot wil rotten, maar die ook nie genezen wil. Ffft! Eén grote leleku!
alma
Je maakt me bang! Leleku? Wat fo leleku?
alabasya
De leleku die de erflast is van al die mensen die voor ons bestaan hebben geleden. Hun pijn is nie vergaan. Hun traan nie droog. Hun stank nie weggewaaid. Hun bloed blijft stollen.
alma
Ke! Maak me nie bang! Mofo na banawatra: alles wat je zegt kan kwaad oproepen. Me buik... stel dat 't net een kind gaat krijgen, nyunnyun-froktu: in mij een negerbloesem... mensevrucht... nono, a no mu pori: 't mag niet verrotten!
(angstig)
Waarom maak je me bang?
alabasya
... omdat ik zelf door een vrees word aangetast. Kom, kom la' me je warmen. Kijk, kijk daar: no frede [niet bang zijn]! | |
[pagina 37]
| |
Maar 't lijkt alsof tak aan die boom beweegt. Net ofdat boom z'n bloesems wil afschudden! Oranjebloesems... zure vruchten. Zuurder dan zuur. Boom is geworteld op een grond die ons verleden kent.
alma
(zich losrukkend)
Maar we zijn nunu, geen verledentijd, maar nu! Laat die gedachten los no? Kweek geen kwaad op hart! Wat er gebeurd is, onze slavendom, onze zweet, onze pijn, al die gevechten van ons samen, om één te blijven, samen, huis hoe klein ook, dit afdakje... we mogen trots zijn op ons eigen leven.
alabasya
(omarmt haar, wil huis binnenlopen)
Now so, a yuru naki fu wi si bun-krakti, na makti fu lobi, fu wi srefi, wi kra, wi yeye, wi dyodyo. La' we ons nest gaan vullen weer... [Het is nu tijd dat we beseffen hoe onze eigen kracht de liefde in ons weet te scheppen, geestkracht. Kom, we gaan naar bed. Op naar het warme nest!]
Op dat moment valt er iets in het duister op de grond.
alabasya
Wat schrik je? 't Is een vleermuis. Of één of ander nachtgedierte, awari [buidelrat] misschien, met z'n rattesnoet.
alma
Ik vertrouw het niet, ga kijken!
alabasya
Ach, láát!
alma
Ik ga nie kunnen slapen als dinges zomaar vallen en geen niemand weet wat.
alabasya
(spottend)
A wan yorkafowru [een geestenvogel]! Ja, is een nachtvogel hoor, aay, nachtvogel uit z'n vleugelbaan ontvlogeld! Hahahahaha...
(gaat kijken)
Hm?! Ik zie nèks. Grond hier is schoon alsof gebezemd. Vrucht hangt aan boom, en vleermuis...
(ineens: schrille kreet)
alma
Mijn god! Wan dede o psa: iemand gaat doodgaan, hoor die boodschap!
alabasya
Mars, jo duivelse nachtbeest! Krapeer zelf! Jo saka- | |
[pagina 38]
| |
saka [ellendige]!
alma
Mi skin e gro! [Ik heb kippevel!] Pas op!
(iets fladdert op, verdwijnt)
Mi jeses, wat is dit voor een voorteken?
alabasya
Voorteken? Ach, ik had je gezegd: is vleermuis zoekt z'n dinges zo vraatzuchtig! Alles wat bloeit moet 't aanvreten!
alma
Lieg niet no? Ke, het was iets anders... een ziel die afscheid neemt van ons... aw, me buik... mi bere e krampu [buikkrampen].
alabasya
Nono! Kalmeer! Het was echt niets.
alma
Is jij hebt misschien krachten opgeroepen. Jij, met je ‘memorie van historie!’ Leleku! Kwaaie geesteserfenis! Neger z'n diepgewortelde buikpijn, aw, aw!
alabasya
Kon! [kom!] Als dat het is, dan meki un wasi-pur'mofo. [Laten we dan een ritueel reinigingsbad nemen.]
(gaat, plukt een paar oranjevruchten)
Ogri mu kmoto a wi mindri: weg met alle onheil! Ga, haal die prapi [aarden kuip] fo me. Ik ga je wassen, schoonwassen, mezelf ook; yeye mu fri: vrij van alle soorten erflast.
Op dat moment klinkt er opnieuw een schrille yorkafowru-kreet. Met rasse schreden gaat het paar naar binnen, terwijl het bij wijze van afweer vloekt:
Satan-didibri! Sakasaka yu! Ellendige sebrefata! M'mapima yu! Nachtsatan! Fufruktu! - Winti-intermezzo -
Nu verschijnt E. opnieuw, en wel gehavend, als 'n dolende-in-trance. Hij verkeert in een krisis; hij begint te beven, stottert onverstaanbare geheimtaal met het schuim op de lippen (is blijvend in trance dus) en wordt vervolgens als het ware ondervraagd: zijn onderbewustzijn,
| |
[pagina 39]
| |
z'n kra, spreekt, doordat hij het ritueel moet uitvoeren, waarbij iemand met een ei in een kom staat; als iets ‘ja’ is, schudt hij heftig met de hand, waardoor het water in de kom over de rand loopt; als het antwoord ‘nee’ luidt, houdt hij zich stil. Aldus wordt er een soort diagnose verkregen:
vraag
San du yu, pikin? Wat scheelt je? Heeft iets je geest gegrepen?
antwoord elzaro
Beven en sidderen.
vraag
Is het een vooroudergeest, een A(mn)puku?
antwoord elzaro
Geen reaksie.
vraag
Is het een Leba, de god die de bewaker is van onze wegen?
antwoord elzaro
Geen reaksie [nee dus].
vraag
Is het kunu, de oude erflast van onze gemeenschap?
antwoord elzaro
Heftig schudden!
vraag
Kunu? Maar dat is onheilslast! Welke precies?
antwoord elzaro
Geen reaksie [nee dus].
vraag
Is het de geest van een voorouder?
antwoord elzaro
Licht schudden [kennelijk ja dus].
vraag
Een kromanti-god?
antwoord elzaro
Geen reaksie [nee dus].
vraag
Een voorouder was 't, vooroudergeest als last op ons! Een yorka?
antwoord elzaro
Heftige reaksie [ja dus].
vraag
Geest van je vader, je grootvader?
antwoord elzaro
Reaksie wordt minder [onjuist dus].
vraag
...van een slavenvoorouder?
antwoord elzaro
Zeer heftige reaksie [zeer juist dus]!
vraag
Een goeie?
antwoord elzaro
Geen reaksie [nee dus].
vraag
Dan is het een oudheidense slavengeest, 'n profenyorka?
antwoord elzaro
Uitermate heftig schudden [zeer juist dus]. | |
[pagina 40]
| |
slotwoorden
Een slechte geest?! Een kwaaie yorka! Mijn god, hij's in gevaar! We moeten die yorka wegjagen! Ga kruiden plukken, vlug! We moeten 'em van deze last vrijwassen!
(Vanuit de coulissen opnieuw een snerpende yorkafowru-kreet.)
handeling
Met driemaal het glas waarin het ei rond E. 's hoofd te draaien, plus driemaal langs zijn gezicht te blazen, wordt dit stukje ceremonie beeindigd.
E. blijkt aldus bezeten te zijn van een yorka. In de meest letterlijke zin: zijn tegenspeler blijkt een ware vijand en belager te zijn geworden die hem vanuit ‘het Duister’ het leven bedreigt.
- Einde Winti-intermezzo -
- Einde Scène Eén -
| |
- Scène Twee -
Plaats: achtererf, buiten, naast het afdakje
Tijd: volgende dag, late namiddag Personages: Alabasya, Alma, Sufra, Boodschapsmeisje Aktiviteit: gesprek met daarop volgend berichtgeving
sufra
Hallo, buurman, ben je thuis? Dat ding is stil hier mang, a sani tiri. Misschien zijn ze hun middagslaap aan het doen, of andere dinges... liefdesdinges...
(blaft als hond)
Wow-wow-wow! Buurman, inbreker gaat met je cente weg... Hei yo, stop! Mi tak' stop!
(venster gaat open)
alabasya
Welke sebrefata maakt hier z'n stront? Ik breek z'n nek voor 'em, m'mapima [krachtterm]! Tan [nee maar]? Buurman Sufra? Is jij bent 't? | |
[pagina 41]
| |
sufra
Na mi [ik ben het inderdaad]. Hoor hier, ik ben even een praatje met je komen maken.
alabasya
Aay, je bent 'n praatje met me komen kletsen, no? Hoe laat is het? Ik was net even...
sufra
Spanning mang, spanning! Die vrouw is gaan bevallen en me hele zaakjes lopen in de war.
alabasya
Ach mang, 't komt in orde. Jeugd schept nog groter jeugd. Als dat kind er is kan je je gang weer gaan met alles. By the way: moetje nie zijn daar [in huis]?
sufra
Vroedvrouw is d'r, familie is d'r. Dus wachten we maar af.
alabasya
(borstrok aantrekkend)
Ik hoop dat je een stevige mamboi krijgt. Met dochters krijg je altijd lastigheid, mi boi. Weet je wat? Ik pak een stoel, dan kom ik buiten en dan gaan we kaarten.
(even later, bij een borrel)
alabasya
E?! Zet die kaart no? Deze man, wat ben je zenuwachtig. Het lijkt alsof jijzelf dat kind gaat maken!
sufra
Mi dren wan dren.
alabasya
Troef! Mi nyam yu [gewonnen!], nu mag jij verzoeken om me poot te lichten. En ga nie zeggen straks dat ik met ‘takruanu’ van je heb gewonnen. Alle soort duivelskrachten die vandaag de dag heersen op mensen...
sufra
Ik heb gedroomd. Mi dren wan beri: een begrafenis.
alabasya
Wat zeg je?
sufra
Ik heb een begrafenis gedroomd, maar dan als feest. Tafel, alles gedekt, muziek staat klaar om fayapoku [spetterende muziek] te spelen. Maar dan ineens zo, een grote zwarte vogel vliegt over die tafel en valt zo: bammm!
alabasya
A no kan bun! [Dat kan niet goed zijn.] Ga verder! | |
[pagina 42]
| |
sufra
Als ik om me heen kijk is iedereen verdwenen, iedereen, mensen met vreemde soort gezicht. Ineens zo, pampampam, het regent. Het regent In no-time staat die hele erf onder water, je gaat het niet geloven.
alabasya
Dan is het dat ding wat ik gezien heb, gisterafent.
sufra
Fa so? [hoezo?]
alabasya
Die alanyaboom daar...
boodschapsmeisje
Meneer, meneer! Kom snel, ik heb bericht voor u.
alabasya
Ga, jullie speelgoed is gekomen. Deze man, ik feliciteer je!
boodschapsmeisje
Meneer Sufra, ik weet niet hoe ik 't moet zeggen. Vroedvrouw wil met u praten, maar ik moet alvast zeggen dat het anders is gelopen dan verwacht.
alabasya
Sang? [wat?] Een blind kind? Doof? Gebrekkig?
sufra
Erger geloof ik, meisje, ik zie het aan je: vertel me!
boodschapsmeisje
Ik mag niks zeggen, ik kom alleen roepen.
(vanuit het naburig huis klinkt er gehuil)
sufra
Je hoeft me nie te zeggen, ik weet al: a dede!
alabasya
Buurman... ik... kondoleerje!
(bedenkt zich)
Of misschien moet ik mezelf kondoleren.
sufra
Hoe zo dang?
alabasya
Iets zegt me: we zijn nog nie klaar.
(terwijl de twee anderen afgaan)
Er waart een geest hier rond op deze grond. Yorka! Fffwèh!! Ik weet nie waar 't vandaan komt, maar 't eist leven. Ouwe hebi's [lasten], mijn god! het lijkt alsof een ouwe hypotheek z'n afbetaling wil. Maar wíe heeft 'em dan afgesloten? Wat is die onderpand? En vooral: wíe gaat aflossen?
| |
[pagina 43]
| |
- Winti-intermezzo -
De Zwarte Koningsschapsscène.
Nu volgt een tó ofwel Kra-tafra een ritueel dat erop gericht is de individuele geest van iemand te verhogen. Zulks komt erop neer, dat E. op een houten bankje op een kleed gaat zitten na driemaal er omheen te zijn geleid door de priester(es) die daarbij plengoffers brengt en zingt of bidt, hem feestelijke Afro-kleren, pangi's (hoofd-en lendedoeken), omdoet; met palmtakken en hoofddoeken zwaaiend wordt om hem heen gedanst; hij drinkt uit een kalebas en mag bij wijze van eer ‘des negers ware voedsel’, African-food: [yams en bananen] eten.
Een ere-ceremonie dus, waarbij het individu behandeld wordt als de rituele koning. Onderwerp van deze handelingen is dus E., bij wie men het konflikt tracht te bezweren door middel van dit zogeheten ‘persoonlijk vereren’ [de prisi-man oftewel iemands geest eer & gerief aandoen]. Dit helpt niet. - Einde Zwarte Koningschapsscène -
- Einde Scène Twee -
| |
- Scène Drie -
Plaats: niemandsland [baarmoeder, voorwereld enz.]
Tijd: nacht Aanwezigen: Elzaro en Yorkafowru Aktiviteit: vanaf hier begint het spel tussen die twee Er klinken geluiden van rinkelende kettingen; voetstappen; een schreeuw klinkt op; 't is 'n soort vogelgeluid uit mensenkeel, rauw en onbarm- | |
[pagina 44]
| |
hartig; Yorkafowru komt op; zijn ritmische gang heeft iets van doodse stuipen; glinstering over zijn fantasie-uiterlijk; maakt rondjes op het podium; lacht, onder getokkel van valsspelende gitaren. Achtergrond van koorzang en groepsbewegingen. Yorkafowru komt uit Dodenland of uit het Rijk der fabelen.
yorkafowru
Ik ben Yorkafowru, dood z'n boodschapsvogel! Vóór dag komt, móet ik 'em vangen, met illusie! Ik moet 'em wringen tussen de bomen, van het oudste oerwoud, dromen, en het bestaansbedrog! Eén zweepslag van bewustzijn, die z'n hersens opensplijt, daar in zijn hoofd! Dan kan het oog van de geheimenis gaan zien, hoe zijn verstand begint te werken! De eerste, zuivere gedachtengang! Ik word zijn geest, zijn Kra! Wrrrhohooiiiii...!!
(mijmerend)
Mijn macht bestaat uit zijn bestaan, hahaha: ik jaag op zijn geluk: iemand gevangen houwen die iets heeft, wat fo joú het ware leven zelf is, wat jij bent met je zijn! Ben ik z'n Zelf, dan... is hij dus de bespiegeling van mij, in wording... Dus is fo mij de praktijk van polletiek: ik... Ik speel z'n koning zonder kroning [ongekroonde koning dus]; ik... laat 'em fo me onderdanen; zolang hij zo doet, ben ik mooi nooitmeer zonder één kroon; want... dat is hij! Zijn leven buitendien, is me beloning! Hay! Hay! Míjn vleugels wil ik, móet ik, uit hem halen, vóórdat hij in de eeuwigheid verdwijnt. Want dan is al wat geest is in hem, kwijt, verdwenen. Een vrijheid, wil ik, die niet aangetast wordt door de tijd, door de geschiedenis, waarmee hij dalek wordt beladen: | |
[pagina 45]
| |
Oranje's vuiligheid, zijn schone illusie, waarmee hij denkt tijdens z'n leven te gaan feesten...
Gaat in een hoek van het toneel diep zitten hurken. E. komt op. Hij heeft een gezicht dat sterk lijkt op dat van Y., bijna diens evenbeeld. Maar dan niet zo engelachtig of demonisch, gewoon menselijk; sober is hij van kledij. Onzeker in het duister, is de gang van E. Dan schiet Y. tevoorschijn. E. schrikt.
yorkafowru
Hé yu boi Elzaro! Pe y'e waka e go: wáár ga je man?
elzaro
San? En?! Wat is dit? Wie? Wat ben je?
yorkafowru
Bewaar je schrik fo later! Ik... ik ben de Schaduwnaar, de Yorka van het Niets, hahaha... ik eh,... ben iemand die je nie gaat kennen! Ma' wakaman [maar zwerver], wat geeft dat? J'hoeft nie bang te zijn of zo! De hand des duisters kan slechts aantasten wat door het licht werd aangeraakt, op 't scheppingsogenblik.
elzaro
Baas grappetapper! Iemand die me naam roept, zomaar zo, midden in die donkere buik van deze duisternis! Whoh! En in 't holst van de ontmenselijkte nacht! Nacht! Nacht! Dan moet ik nie bang zijn voor 'em, no? Wel luister: j'hebt nie met een gek te doen!
yorkafowru
Ach man! Ga je wantrouwen verpanden! En luis-
elzaro
Wat fo luister! Donder op, jo leba! [hier: rot op, onheilzame figuur!]
yorkafowru
Nee mang! Word nie kwaad! Ik kan je zelfs ten geleide blijken. Ik bedoel... toevallig ga ik dezelfde kant op als jij... Dus paradeer ik mee. Okee?
(voor zich uit)
Twee... kunnen zich meer verweer veroorloven tegen overvallers, schurken en misdaadmakers! De eenarmige is sneller overmeesterd dan degeen van wie de beide armen slagen kunnen uitdelen, begrijp je? Samen zijn wij als de vuisten die op het geweld van
| |
[pagina 46]
| |
de wereld terug kunnen slaan.
elzaro
Boze geest, laat me met rust! Of... ben je gewoon... een lawman [dwaas], uit het gekkenhuis voor spoken...
E. tracht Y. eerst te ontlopen en als deze hem onvermijdelijk nabij is, van zich af te duwen. Deze probeert zich aan hem vast te klampen, hem op te houden, voor hem te gaan staan. Zij lopen schijnbaar, waarbij het opvalt dat Yorkafowru z'n handen gebruikt als vleugels.
yorkafowru
(met rare geluiden)
Kwiiikwukwu... hhhhlllluuuu...
Suma na a wan di no sab' san na taki?
Suma na a wan di no sab' san na bro?
Whuhuhuhuyyy... wuyyy!!!
koor
Niemand zijn wij, zonder de dialoog van ruimte!
Niemand zijn wij, zonder 't spreken van tijd!
Onze adem blijft leegte! Ons gevoel schept 't lijden!
Zonder een ziel, zonder een Zelf zijn we geen van beide:
noch levende, noch dode. Enkel niemand, niets, of nergens.
Minder dan een gram weegt de leegte van een schelp.
Maar 'n méns zijn júllie beide, als de slak
die erin huist met 't gewicht der ademgod!
Elzaro-oooyyy! Elzaro-oooyyy!
Geest en lichaam in één huis!
Elzaro-oooyyyyyy!!!
(E. ontsteekt in woede, grijpt Y.)
Leba! Laat me met rust! Ik wil de dag der wereld zien!
yorkafowru
(waarschuwend)
Elzaro! Elzaro! Waar denk je datje gaat?
(Hier grijpt Elzaro Y. en drukt zijn vuist tegen diens slaap.)
elzaro
Jo nachtbeest! Hoe weetje me naam?
| |
[pagina 47]
| |
Je bent geen kwaaie geest, waarin ik nie geloof!
Je bent geen schurk, ma'je wil me bang maken!
Kra! Yeye! Dyo-Dyo! Help mij!
yorkafowru
Nee! Nono! N'no! Ik... ik wil...
Wat hoort me oor hier aan me?
Roep jij mij te hulp!?
elzaro
Wát wil je? Als je me nie vertelt, wordt ik vanavend nog een moordenaar...
yorkafowru
Van wie? Van mij of van jezelf?
elzaro
...van mensenvlees!
yorkafowru
(lacht)
Van mensenvlees?!
(bombastich)
Je lijkt wel de dood, de Grote Verdelger, de Uitrotting van het leven zelve, the Exterminator!
(kalmer)
Nee, van je zelf, dat lijkt zeker! Ik wéét dat je na' de stad gaat, naar een feest! Nou ja, feest: naar de schoonheid en 't geluk van de wereld, no?
(schudt mijmerend het hoofd)
Mhmm...!
Kom met me no?, naar een ánder feest! Daar waar geen wereld is, maar dan ook geen ‘wereldfeest’!
(E. laat Y. los, deze valt om, maakt koprol en staat dan weer, net een gebochelde ouwe man, te smeken).
yorkafowru
(op speciale toon)
Ik weet, je bent net feestgaande aan 't wezen... Aay grontapu! [Wee de wereld!] Ke porti! [ocharm!] A no sabi san o miti en... [Hij weet niet wat 'em te wachten staat.]
(dan normaal)
Ma' kom! Deze kant op! Als je zo graag naar daar wil gaan... ik heb een wagen die je gaat dragen zonder dat je hoeft te lopen. En wat je mee gaat maken... Als deze nacht voorbij is, kan je aan iedereen vertellen, hoe geweldig 't hier was! Want wat je nu gaat zien is meer dan ooit die wereld
| |
[pagina 48]
| |
waar je gaat kan tonen. O, je begrijpt me niet no? Wacht!
(voor zich uit)
't Is 'n kracht die in ons leeft met luister!
De waarheid heeft het donkerste gezicht
waarvan de nacht in duisterheden fluistert
dat 't kan flonkeren als spiegel van 't licht.
elzaro
Man! Je zegt geweldige dinges, ook al versta ik geen bal d'rvan! Maar goed, je maakt me góed nieuwsgierig!
(waarschuwend)
Luister hier! Ik kom! Maar als je één mars maakt met me...! [als je me bedriegt...!]
yorkafowru
Ach, deze man! Jij met je aangeschapen wantrouwen!
elzaro
Wat?
yorkafowru
Je denkt dat het leven pas begint als je dáár bent?
(lacht 'em uit)
Okee! Laten we daar gaan, waar jij wil!
(spottend)
Het aardse paradijs...! Je gaat plezier hebben, no k'ke! [tot en met!]
elzaro
Meiden gaan daar zijn no?
yorkafowru
Aay! Meide gaan daar zijn! Nie twee, ma' tweehonde'd! Tweehonderd... zo geen tweeduizend! Meer zelfs... allemaal fo jou geschapen...!
elzaro
Ik ga genieten no? Ik ga ‘euken’ no?
yorkafowru
Ay! Je gaat geniéten! Je gaat neuken jonge! Net zolang tot je tot stof zal wederkeren! Je lust zal de goden behagen, eeuwig... eeuwig...
elzaro
Hoe bedoel je? Volgens mij...
(de woorden ‘hou je me fo de gek’ spreekt hij niet uit)
yorkafowru
Alles, man, álles! Alle plezier van de wereld ga je hebben!
(lacht vogelachtig)
Zelfs het plezier... van het eeuwige lijden.
| |
[pagina 49]
| |
elzaro
(boos)
Wat fo fokking dinges zegje dan? En?! Je praat! Je praat! Je lúlt! Toon me wat je bedoelt met je fokking eeuwigheid!
yorkafowru
(in pose)
Feest no? Kijk!
(martelscène)
Kijk daar!
(in andere hoek zwoegscène van arbeiders)
Kijk nogeens jo!
(op weer andere plek een moordscène)
NB. Het gaat hier om de z.g. actualisering: de regie kiest welk ‘beeld’ er getoond wordt; mogelijkheden te over: historische (slavernij) of politieke situaties, maar ook racisme bijvoorbeeld kan aan de kaak worden gesteld.
elzaro
(met handen voor ogen)
Waaayyy!!! Ik kijk niet! Ik kijk niet!
(Y. trekt E. 's handen weg voor z'n ogen)
Ik... ik zie niets! Ik ben blind! Ik... ik zie wel, maar ik ken die dinges niet... ik begrijp ze wel, maar ik ken ze niet... nee, nee! Is nie fo mij! Is nie fo mij bestemd! Ga weg, jo ellendige kwellenaar!
yorkafowru
(scène's voorbij)
Je wíl ze nog nie zien, dat is dat ding! Die hebi's van grontapu: wereldlast! Arme jij met je kinderogen, de ogen van een onschuldige ongeboreling...
J'hebt gelijk, mi ba [vrind]. Wat kan jíj zien? Wat kan 't kennen, herkennen? Je bent nog nieteens geweest, daar, in die wereld waar je zegt te willen gaan. Dan ga je 't leven kennen? Haha, pas maar op dat je niet met mijn woorden spreekt! Want via mij heb je 't gekend... gekend ja, via de wegen van de erfelijkheid.
elzaro
Bedoel je...
yorkafowru
Nee, ik bedoel níet dat je doodgaat, weer terug naar de schoot van de mensheid, als een oude wijze die reeds leefde, of 'n keizer, 'n geweldige dichter die werelden aan elkaar rijmt... Alles wat ik bedoel, domkop, is dat jij straks voortdurend ge- | |
[pagina 50]
| |
konfronteerd zult zijn, met de geschiedenis van je aanstaande ouders. De geschiedenis van het land met het leven dat jou zal trachten te wurgen met de waarheid van z'n onderworpen tijden. De tijden van het handgebonden slavenmensenleed! Beesttijden! Met bloed, zweet, pijn...
elzaro
Waaaaaayyy!!! Ik wil niet! Ik sterf liever met de ongeschondenheid van ziel, van... mezelf, van... van jóu, Yorka! Vluchtige geest, ga terug en laat me! Laat me! Bederven wil ik, vanuit onschuld, niet vanuit een geschonden toekomst! Ga!
yorkafowru
Wat is 'n vis, tenzij het water 'em wil hebben?
(lacht hem uit)
'n Doodgeschubde visse-lijk! Op 't droge! Elzaro me jonge, ik ben fo jou de kiew die levensadem ademt. Kom, we gaan verder!
elzaro
(hoort 'em niet)
Vanuit dit minimale zijn!
Vanuit... vanuit het kleinste heelal
dat ons bloed herbergt!
Vanuit het zuiverste kristal waaruit
de ziel is opgebouwd... de fonkelende
eenzaamheid van het kleinste sprankje
licht... levenslicht... vanuit mijn
al-goddelijke wezensnaaktheid...
de erfbare schoot van het weke vlees!
Mijn god: mijn ogen hebben reeds de blik gevangen
van het verstand dat met de waarheid van de wereld
mij tot stervens kwelt! Ga jij! Ik ga niemeer!
Terwijl hij praat is steeds luider het geluid van een kar te horen. De stem van Y. klinkt nu plechtstatig en diep, vol echo, als in een grote ruimte vol visioen.
yorkafowru
Teruggaan kán niemeer! Je ogen, hoe gesloten | |
[pagina 51]
| |
ook, mi boi, hebben de pijn van de wereld aanschouwd. Je teruggenezen, tot een onschuldige aap met een blanco-verstand, een kronkeldier dat slechts van kruipen weet, een ‘ding’ dat willoos is, en dus puur en onschuldig, kan ik niet meer. Slechts wijden kan ik ze, die ogen van je, nee, zalven, met de droevige tranen van mijn eigen zielehoop!
(gaat, legt zijn handen op zijn eigen ogen, haalt ze daarna over E. 's droevige gezicht, bestrijkt diens ogen)
Stap in dit voertuig van het bewogen zijn!
Met al je verstandje Yeye en je Kra!
Met al je Zelf, Elzaro! En met mij, je Dyo-Dyo,
die je Wil is en je Beschermgeest tegelijk.
Pluk nacht terwijl het nacht is!
Dalek komt de wereld van de zon.
En van de waarheid die verbittert en verblindt!
De kar is inmiddels verschenen. Ze stappen op, verdwijnen. Dat wil zeggen, E. zit op de wagen, Y. trekt deze de wijde verre diepte tegemoet.
- Einde Scène Drie -
| |
- Scène Vier -
Flarden geluidsdekor van natuurgeluiden en achtergrond van voorwereldse landschappen. Rijdende wagen (kar). Yorkafowru trekt, met Elzaro erop zittend. Wagen stopt.
yorkafowru
Dit is een eindeloze tocht...!
Alleen het zegel van ons zielsgeheim
herbergt 'n brief
die deze tocht beschrijft
maar dan zonder papier of inkt,
alleen met hartstocht en verdriet
| |
[pagina 52]
| |
(luid)
Friman! Fring mi fré kon gi mi![Drager der vrijheden, werp mij mijn vleugel toe!]
Ik wil opvliegen, nu!
Me vleugel! Me vleugeleugeleugel! Vlug!
(Er komt geen vleugel.)
elzaro
Friman! Fri-maaaaaaaaan!
(Alleen het geluid van de opstekende wind is te horen.)
yorkafowru
Friman is ons vergeten.
De Vrijheidsdrager is verwikkeld
in zijn wedloop met de wind.
Hij zucht, hij raast, hij tiert.
Hij blaast en ruist 't gehoor voorbij
en smoort in 't rijk der rusten.
Nu zie je, wat beginnen is.
Het leven maakt z'n sluiptocht langs...
en naar de dood.
Nee, 't is het doodsbegin!
(gaat zitten)
Als we nie snel maken...
(staat op om verder te trekken)
Voorbijganger komt langs; sleept een grote, blinkende zilveren vleugel. Gaat van links na' rechts, zelfde kant uit als E. en Y.
elzaro
Hé! Kijk! Meneer! Meneer! Wáár ga je?
(kijkt naar Yorkafowru)
Eey! Je vleugels! Stop! Stop die wagen, laat ik 'em gaan vangen fo je! Ik vermoord 'em desnoods!
yorkafowru
Weet je hoe ver en diep van ons hij is?
(lacht spottend)
Zónder gevleugelte, is hij nog verder dan onbereikbaar! Misschien zo ver als... jij!
(lacht geheimzinnig)
| |
[pagina 53]
| |
En mét die vleugel die je daar ziet is hij een wereld van ons af. Misschien zo ver als... wij!
elzaro
Is hij...? Is híj misschien de dood?
Is hij de pijn die je me toonde?
Of is hij ziekte? Koorts? Venijn?
(reageert plots alsnog op Y.'s woorden)
Of... is hij óns misschien, vanuit de dood bekeken?
(Y. antwoordt niet, maar lacht akelig)
friman
Dis' na a neti fu a fri:
de nacht der Vrijheden...
Voordat ik, Drager van de Vrijheden,
echter vrij zal zijn,
moet ik mijn vijanden gaan uitroeien,
daar, op dat feest...
Vleugel! Vleugel, vlieg me na' ze!
Tover mij hun ziel nabij!
Friman tracht te vliegen, maar de vleugel der vrijheid is hem te zwaar. Kruipend met de vleugel achter zich aan, verdwijnt hij van het toneel, terwijl de vleugel wonderlijk genoeg licht als een veer opstijgt naar het midden. Y. stopt weer.
yorkafowru
(uitbarstend in een soort kronkeldans)
Mijn vleugels, zijn van bloed!
Bloed! Bloed! Ja, bloed!
En rouw na doodgaan, rouw, om rotting!
Ik ben het wezen van de reiniging,
de reiniging van 't leven!
elzaro
Hoe moet ik vleugels vinden voor 'em, laat hij gaan?
Maar dan, buiten mezelf om... hm? Wat zeg ik?
Ik lul ook al die wartaal van 'em! Maar goed, wie spotten wil...
(plechtig, terwijl Y. kronkelt)
Hij is mijn kroning, mhm! iya! mijn kroon!
| |
[pagina 54]
| |
Ik ben zijn troning, mhm! ayi! zijn troon!
Lichaam en geest elkaars gevangen zijnde ander, no?
Skin di no sondro Kra sa de! no sondro Yeye!
No sondro Yeye so! No sondro a kori fu Dyo-Dyo!
Ik en Mijzelf, het Zelf niet zonder mij, no?
Wie sta ik eigenlijk te bespotten? Mezelf?
Ma' Yorkafowru dan? Gijzelt hij mij? Ik hem?
Geest die het lichaam ketent en toch kettingvrij?
Lichaam dat geest gevangen houdt? Kijk dan!
Is er nog vrijheid dan? Kan ik nog handelen?
(langzaam de spot verliezend, in ernst, zelfs razernij)
Of is de wil, nee onze wil, de schijn van vleugel,
maar dan ons aan 't wezen afgerukt en toch de ziel nabij?
Lichaamsnabij en toch aan 't vlees ontbonden? Ja no?
Materie, zoiets als met de energie: al razend
schept het, moordt het en vernietigt, mhm!
Diktator is 't - en niet buiten ons! - van 't heelal.
Zijn daad is waardevrij, iya! iya! Koningdiktator,
gehaat, geliefd en in 't wezen van onszelf verankerd.
(als 'n gek met het ‘eureka’-gevoel, terwijl de zich bewegende vleugel precies tussen E. en Y. bovenin komt te hangen, waardoor ze als in een soort driehoeksverband komen te staan:)
Ziedaar de mens als koning, troon, kroon, koninkrijk!
yorkafowru
(laat met een magisch gebaar de vleugel verdwijnen)
Kettingreaksie die je bent! Schiet op! - Winti-intermezzo -
E. spreekt, maar we horen de nasale stem van Y. Een priester(es) raakt nu bezeten; een Kromanti [soort geest of god] in haar, bevestigt in geheime Kromanti-taal [naar publiek toe te vertalen via een podiumtolk]
| |
[pagina 55]
| |
dat E. inderdaad bezeten is door een Profen-yorka met kunu [de beladen geest van het slavenverleden].
Deze kwade geest [de Yorka als zielskonflikt dus] zal E. niet met rust laten, voordat hij hem heeft geruïneerd; de oplossing, zo wordt vastgesteld, is het maken van een ‘medicijn’: er moet een was'prati, een rituele wassing plaatsvinden, waaraan alle aanwezigen op verschillende manieren hun steentje moeten bijdragen: slechts met vereende krachten is de kwade Yorka te verdrijven [is zijn macht te breken]; een aantal aanwezigen raakt eveneens bevlogen en krijgen Fodu-winti's; via de ‘geest’in hen dragen ze de juiste magische middeltjes aan, waarbij alles in de kuip terechtkomt; een enkeling begint al duidelijk de boel te saboteren. - Einde Winti-intermezzo -
elzaro
Ik ben gespannen om te zien wat dat we tegenkomen. Als 't geen bakru of leba is, dan weet ik niet! Een bos vol geesten...
(plotseling snel, vol argwaan tegen Y. die de kar voorttrekt)
Ik weet niet wie je bent, vervloekte ellendeling!
Dan kom je iemand zomaar meenemen! Stel dat je me
brengt na' de... na' de hel! Nee, kan niet!
- hé! hé! Wachte! Fo wát wou je je vleugel eigenlijk?
Zeg me! Als je me zegt, maak ik misschien eentje van
bananeblad fo je. Met ijzerdraad en vuurwerk, zodat
je in de lucht kan ontploffen tot een illusie, jo!
Y. antwoordt niet, zucht onder de last van de balk van de wagen die hij trekt. Hij steekt deze nu eens onder z'n arm, dan weer boven z'n schouder, zodat de wagen op en neer gaat en E. er vanaf dreigt te tuimelen. Eensklaps horen ze iets. Stop.
elzaro
Wat? Heb je 't ook gehoord, met je dovemansoor?
| |
[pagina 56]
| |
Iets heeft geschreeuwd dat me bloed in me,
van zenuwachtigheid lijkt op 'n stroomversnelling!
(De kreet herhaalt zich, dan een soort diep gong-geluid.)
elzaro
Wat? San a disi baka agen? [Wat nu?]
yorkafowru
Me voetstappen! Hun echo! Dát hoor je!
elzaro
Nee! Nee! Iets loopt ons vooruit!
Ik weet! Ik wist 't! 't Loopt vooruit!
Ma' 't is achter je! 't Wacht op je! En 't is al gebeurd... straks!
Dalek! Paspas! 't Gaat... daar waar we gaan!
yorkafowru
(spotzaam)
Was 't misschien de geest, nee, 't spook van het verleden? De toekomst? Wacht! Dan is 't je lot: een spooklot! Mi gado: nanga dedesma m'e taki: Elzaro, je bent dóód!
elzaro
Schijtzak! Het is... 'n schim, de vrijheidsschim die op wil vliegen! Aay, aay! Hoe moet ik vleugels vinden voor 'em, laat hij gaan?
yorkafowru
Stil jonge! Gaan is wat jij doet!
Maar dan, niet zonder mij!
(lacht)
In de Winti zeggen ze: de mens?
De mens is 't paard dat goden rijden.
elzaro
(als een honing)
Ja, ik rij, jij stuurt!
Ik mens, als 't paard dat goden rijdt!
Haha! Het dubbelomgekeerde beeld van de illusie!
(springt op, valt bijna van de wagen)
yorkafowru
Ja, ík stuur! ik bepaal wat fo richting we gaan. Je lult en leutert dat jíj mij leidt, maar ík ben degene die 't te zeggen heeft: Stof, zonder mij, Geest, ben je niets, zelfs geen spookgedaante! Ik ga je laten kruipen fo me, letterlijk: in het stof! Al gaat die tocht er een worden van zielsvernietiging: ik | |
[pagina 57]
| |
ga je leren wat het betekent een leven aan je te binden: ik, Yorkafowru, ga je 't verdriet tonen van alles wat met jou vergaat! Ayi!
(lacht stiekum)
Ik koning! Hij mijn zielsbeloning! Ik dus zíjn waarheid, dus... meer dan zijn kroon!
elzaro
Nee! Ik bepaal! Geef me dat stuur!
Ik wil richting... terug! Hoor je?
Mijn rijk ligt daar, in de verledenrichting!
Daar, waar het stof de adem heeft van eeuwigheid,
onschuld, deugd, onvergankelijkheid...
yorkafowru
(tartend)
A no kan! Kan niet: de adem kent één wet.
En dat is toekomst! Tamara! Tamara! Tamara! Morgen...
elzaro
Nee! Breng me terug! Ik wil niemeer!
Spiegel mij voor, hoe ik, snelsnel,
achter me voetstap aan, terug kan gaan.
Zelfs deze voorwereld kwelt mij met pijn!
yorkafowru
Nee! De tijd dwingt en de ruimte neigt ons naar de toekomst, vooruit! vooruit!
elzaro
(in een laatste poging)
Stop, Geest, stop!
Zie je niet hoe je jezelf vernedert:
de geest kruipt in het stof terwille van het stof!
Zonder dit lichaam heb jij geen kracht, geen recht,
noch waarde! Zonder mij ben je zelfs geen spook!
Stuk desillusie jo!
yorkafowru
O.k.! Ik ga je weer terug brengen. Maar dan: langs de omweg van een volmaakte cirkel... zodat we toch ons doel, de eeuwigheid, hebben bereikt.
elzaro
Doel? Jóuw doel bedoel je!
(nadenkend)
Hm? Fa dat' kan dang? [wat zegt-ie nou?]
| |
[pagina 58]
| |
De omweg van een volmaakte cirkel?
Bedoel je dat we al in het leven zijn?
Dan waar is de dood, wijs me!
Binnen die cirkel? Of ligt het leven daar?
Maar dan praten we als lijk! Gekkemansdinges!
yorkafowru
Geen weg terug! We zijn gevangen in een kring
van niets, niets dan rechtlijnige illusie! Kijk!
(dwingt E. hem in de ogen te kijken)
Kijk dang, in die spiegel van je ziel:
een spiegel die niets weerkaatst, hahaha,
de doodse flonkering van de Yorka, in mijn ogen!
elzaro
Ik zie niks, geen zon, geen planeet, geen hemelsblauw, niks!
yorkafowru
Dan moet ik je dwingen... kijk!
(toont E. tafereel met Alma en Alabasya; Alma plukt van oranjeboom xrruchten, Alabasya op drempel zit een drum te spannen; Alma's handen roodgekleurd)
alma
We hadden nooit een koning, sla!
want we waren onbeschaafd. Mhmmm!
Koningen van Afrika, leeuwen
van neger z'n verwoeste landschappen,
we hebben jullie nooit gezien, gekend, aay!
We hadden wel een koning, spreek dan drum!
maar die was weer niet van ons: gevioolde
goefeneursfiguur voor ene majesteit, hehé!
We hadden onze pina-dak tenslotte, krioro-oy,
als dekking van onze negerhut, indianehut,
kabana. Daarin de vrucht van onze buikliefde.
Het negerhuis als koninkrijk! Drum zwijg je ritme!
Wij als de ware onderdanen van de toekomst.
Burgers van het natuurpigment! Ke!
| |
[pagina 59]
| |
Bekroond met het aroma van een natie! Aay, aay! Mhm!
(einde bespiegeling)
elzaro
Nee! Nono! Ik wil niemeer! Ik ga niet! Ik ga niet! Ik ga liever dood! Haar handen! Kapot! Ze zijn roodgebloed met slavernij! Waaayyy!
(gilt)
yorkafowru
Ik zal je moeten slepen!
(E. zegt niets, balt vuisten, wil inslaan op Y.)
yorkafowru
(fluistert een soort magische formule de nacht in)
Groen! Woeker groen! Hohoy!
Modder maak massa!
Water, vloei storm met schuimkopbloem!
Lucht, maak dat 't wolkengrauw
de hemelen verheldert en in 't blauw vertedert!
Fluister aarde, fluister desnoods...
het lied van de obya, de levensmagie...
wrrruyyy... wrrruyyy...
Het geluid van golven, de branding, neemt zijn stem over. Dan geeft E. zijn nederlaag toe, zit en staart naar de verte.
- Winti-intermezzo -
Nu worden er bij diverse aanwezigen door de priester(es) [Afrankeri of iemand anders] winti's [geesten] opgeroepen; gaandeweg vormen er zich twee partijen: de ene, onder leiding van Leba - de Bewaker der (levens)wegen - is vóór hulp aan E. en de andere, onder lading van Bakru - Kwelgeest - is ertegen en wil alleen Yorka bijstaan. De twee kampen zijn ruimtelijk ook goed te onderscheiden (eventueel links en rechts geplaatst); men probeert elkaar telkens de pas naar de kuip en het altaar (midden achter) af te snijden;
- Bunman en Friman, de Drager der Waarden en de Drager der Vrijheden, fungeren tevens als schakels tussen het hoofdspel (voor in | |
[pagina 60]
| |
het midden) en bijspel (aan de zijkanten).
De tweespalt groeit en het kamp der winti-pré, met alle opgeroepen goden/geesten, voelt zich gedaagd om met toenemende spanning z'n kunnen (dans, zang, felle muziek) te tonen; het wordt gaandeweg dus een soort opbieden, een vorm van elkaar aftroeven; de voorstanders willen E. helpen, terwijl de tegenstanders elke goede ingreep trachten te beletten of zelfs de zaak saboteren. Ondertussen pendelen de goddelijke boodschappers Bunman & Friman tussen het ‘hoofdspel’ en het ‘ingebedde spel’ heen en weer. - Einde Winti-intermezza -
elzaro
Nee! Breng me terug! Ik wil niemeer!
Spiegel mij voor, hoe ik snelsnel,
achter me voetstap aan, terug kan gaan!
yorkafowru
Okee! Ik ga je weer terugbrengen. Maar dan, langs de volmaakte omweg van een godencirkel... zodat we toch ons doel hebben bereikt.
elzaro
We? Een godencirkel? Ons doel? fa dat' kan dang [hoe kan dat nou]?
(na enig gepeins)
Nee, ik wil niet!
yorkafowru
je hebt geen keus: er is geen weg terug. Kijk, kijk dang, in de spiegel van je ziel, die niets weerkaatst... hahahahahaha....!!
elzaro
Nee! Nee!
yorkafowru
Dan moet ik je weer dwingen... kijk! - Winti-intermezzo -
Nu komt een vooroudergeest in de vorm van een A(mn)puku-geest als bevlieging in iemand gevaren tijdens het bijspel; deze ‘veeltalige’ geest komt via het medium dansen en [via diverse tolken] vertellen
| |
[pagina 61]
| |
dat de weg niet vrij is om de geesten te roepen teneinde de Yorka (die de geest der slavernij of knechting is) te veijagen; men moet als gemeenschap zelf eerst bevrijd raken [van de konfliktgeest van het heden]; dus eerst moet men zich met de eigen goden verstaan. - Einde Winti-intermezzo -
- Einde Scène Vier -
| |
- Scène Vijf -
elzaro
Waar zal ik wenden, keren, gaan,
behalve dood of wederkeren?
Me oog is zó groot, dat ik zíe!
Wegen, zonder één keerbare toekomst...
Me hand, is één porie van [een en al] zweet!
Me oor barst van oneindige lebakreten!
[hier: gedrochtelijke geluiden, kermen en zuchten]
Me tong hier in me mond, spreekt, zonder vergetelheden.
(trekt aan eigen tong)
Lieg! o, lieg een gouden regel!aay, ik vínd 'em: er zit bederf in dit wezen!
(verslagenheid, waarna tegen Y.)
Jo beestegeest! Je ontmoet mensen, zoekt ze!
Vangt ze, met léugens! Laat ze hun ik te buiten gaan!
Als lampen die schemeren buiten hun schijn!
Om hun licht te doven, later... later.
Want geest zo, ben je, maar wat je verankert
hou je sterfelijker dan de levensjaren!
Dood, doodsvogel, Yorkafowru,
dood z'n boodschapsvogel! Wat is 't voor een roep
| |
[pagina 62]
| |
die ik hoor uitje aanwezigheid bij mij?
(Yorkafowru, alsof hij proeft aan zure vrucht)
yorkafowru
Swa! Swa! Het zuur van een oranje op je tong!
elzaro
Laat me gaan! De wagen is helemaal een trap, om weg te klimmen naar...
yorkafowru
Stop!: tapu! Weet je niet dat mensen die déze trap gebruiken om te klimmen geen geloof meer hebben in 'n leven met de liefde. Een leven dat verledens uitwist, van volkeren, individuen. Een leven dat kans schept voor een hernieuwd bewustzijn. Terwijl, zij die afdalen...
(Y. als in wanhoop, zichzelf bij de keel grijpend, op hoge toon:)
yorkafowru
Mi bri a boi dis' no sab pe a mu go!
Twelengi tori nomo e moro en:
wan na libi, tra na dede!
Dat' a e mara a mindri en tonton!
[Een tweestrijd houdt hem hier in het gevang.
De dood bekoort hem en befabelt zijn gedachten.
Arm hij! Het leven spiegelt hem verbeelding voor.
Nu twijfelt hij en is verscheurd.
Nog vóór de wereld stort zijn wereld in.
Arme, arme ongeboreling! Om zo te moeten kiezen
vóór hij menens-echt mens is.]
elzaro
A no trui! Niet waar! Ik weet heel goed, waar dat ik ga!
Maar dan niet weggeleid door jou! Díe kant ga ik...!
Nee, díe kant...! Nee dáár! Nee, wachte... waar heb je me gebracht?
yorkafowru
Ga! Ga dan! Schiet op!
elzaro
Stad... waar stad is, vol van vreugdefeest, is licht! Morgenstad... hemel als vuurzegel... | |
[pagina 63]
| |
(Op dat moment steekt Y. zijn armen uit en bezweert E. 's taal:)
yorkafowru
Wah! Krodyon tah! Huwá! Hehuhuho! Hohu! Tratiti! Tratiti! Hesnohali...! Gwwaaa...
(met aflopende stem)
dedudu mwa... mwa... mwa...
(luid)
sssssssyyyrrraaah!
(zangerig lyrisch)
nawani holsyimilyu... umela kwendlo milfro...
(echo-makerig)
ekwunkwoen-kwun-kwun-kwun-kwun-kwun...
ekwenkwen-kwen-kwen-kwen-kwen-kwen-kwen-kwen;
gówasimidi...!
ekwenokweno-kweno-kweno-kweno-kweno- bádejijesielefrijo...!
eflij-eflie-eflij-efliege na da hemelhé o,
dapeso... hah!
Y. brengt aldus zijn orakteltekst; de woorden met een asterix worden daarbij met nadruk en syncopisch uitgesproken. De betekenis ervan luidt als volgt:
[Ga naar de wereld en was je,
volgens de regels der kreoolse reinigingsrituelen,
vrij van de last van het verleden: badejij-je-ziel(e)-vrij.
En-vliege-op-naar-'t-hemelhoog-als-'n-bevrijde-ziel!]
elzaro
Hoor hoe dat beest me scheldt! Zijn woorden
kunnen iemand waarlijk zielloos maken!
Goed! Grijp me maar! Ik ben een mens, hoor je?
Geen Bakru, kwelgeest, van half hout, half vlees!
yorkafowru
Half hout? Half vlees? Dan sloeg ik met een stok
op je houten kant. Ik schijnde je en deed alsof,
zodat je je vleeskant kwetsbaar en onbewaakt liet!
En dan... [gebaar van doodsteken]
| |
[pagina 64]
| |
elzaro
Als ik een dubbelmens was? Wat dan? En?!
yorkafowru
Dan scheurde ik je in twee, jo beest... kan niet! Jij bent geen dubbelmens... jij en ik, zijn samen één persoonlijkheid van snit! Samen, Elzaro en Yorkafowru: El Fowru! En dat is zoiets als het Gevleugelde Menswezen, ahahaha...
elzaro
(verwonderd)
En?! Alweer zo'n vliegende leugen... El Fowru!
yorkafowru
Wij, wij zijn eikaars...
(lacht geheimzinnig)
Wist jij, Elzaro, dat jij bent, de boodschapsbloem
van nieuwe loten aan de bomen, terwijl de takken
zijn verdord? Jij, en ik, één onuitelkaarhaalbaar
geheel van droombedrog, tussen het zijn en niet-zijn.
Want wij zijn reeds een kind in aanleg: 't bevruchte ei.
Maar nog niet ingebed in 't schootdom van de baarmoeder.
Elzaro
Stop! Dit geurt erger dan de paarse gifbloem tijdens zon z'n ondergang!
(voor zich uit)
Ay, ook goden sterven hun eigen mythe. Maar wie ben ik? Ben jij? Zijn wij? Wie-wie-wie-wie-wie? En?! Wie?
yorkafowru
Wat rondeldebondel je dan zo? [Wat raaskal je toch?]
elzaro
(geprikkeld)
Nèks! Ik geef mijn mond het woord te vreten, dat is alles.
Y. begint de spot te drijven met E. Praat kwasi angstaanjagend door z'n neusholte, z'n neus dichtknijpend. Dat is dus precies zoals men bij de kreolen denkt dat de geesten der overledenen, de Yorka 's, spreken vanuit het doodshoofd.
yorkafowru
Whoy! Ik? Ik ben Yorkafowru, dood z'n boodschapsvogel!
Ik ben jou... en ik ben jou niet, hahaha!
| |
[pagina 65]
| |
Ik ben jou, je geest, je Yeye en je Kra,
je hele Geestesgestalte, aay, je Zelf, anhan!
Ik ben jou omdat de dood in 't leven zit verankerd.
Ik ben jou níet, omdat ik geest ben. En... omdat
jij als 'n angel gehaakt zit in 't vlees der wereld.
elzaro
Je kan zijn wie je wil, doen wat je wil!
Jo stuk illusie jo! Mij, kan je nie grijpen.
Ik heb me sterkte, me obya, geen zomaar verbeelding!
Magie! Magie! Hohoy!!!
(slaat zich vurig op de borst)
yorkafowru
Je wát?
elzaro
Me medicijn! Geestkracht! Sterkte! Beschermgeest! Medicijn! Hohoy!
yorkafowru
Hahaha! Maar dat ben ik juist! Afèn, als je aan jóuw uitleg wil vasthouden... Dan gaan we zien!
(zingt en herhaalt)
Way-o, ma kondre way-o! [Opzij met de realiteit van de wereld!]
(maakt zich zichtbaar klaar voor een magisch offerritueel)
- Winti-intermezzo -
Eén van de aanwezigen krijgt een Ingi, een ‘Indiaangeest’, en begint Mara-ingi te dansen [dus malende bewegingen met de armen te maken]. De Ingi wil E. bijstaan, maar Y. verijdelt zulks.
Een ander krijgt een Awese-winti [of iets anders], begint ook al te dansen, maar wordt door Y. verdreven. De gemeenschap is in beroering, want al komen er diverse positieve geesten op, ze worden weer ‘het Duister’ in gejaagd door Y. - Einde Winti-intermezzo -
yorkafowru
Okee, jóuw uitleg: hij is iemand anders toch? | |
[pagina 66]
| |
Weldan, ik grijp zijn Dyo-Dyo eerst!
elzaro
Me Dyo-Dyo die me beschermt? Me beschermgeest? Welke? Die ik van me voorouders uit Afrika heb gekregen? Of mijn persoonskracht, van God, Anana, ontvangen?
yorkafowru
(bevestigend geluid)
Mhm! En dan desnoods die Leba die je op je draagt! Jij met de Leba die ik beschouw als de geest van het verval: stoffelijkheid... vergankelijkheid... dood!!
elzaro
Leba! Leba, de geest die me levenslast draagt langs z'n paden? De Leba kan toch ook een rijkdom zijn? Een geest die je omhoog helpt in plaats van je te zakken, te vernederen. Leba kan kracht geven, levenskracht! Geluk zelfs!
yorkafowru
(triomfantelijk)
Daar komt je Apuku, je Gebri, of welke Kromanti ook... whoy! Alle soorten geesten geesten, goede en slechte, goed én slecht, allemaal. Als ik ze maar onder míjn beheer heb, haha.
elzaro
Stop! Stop dit vreesgevende gedoe om geesten! Allemaal! Allemaal, welke mij ook beschermt, begeleidt! Ze zijn me stam & me geluk! Ik ben nog ongeschonden, hoor je? Onaangetast door vrees! Onaangedoemd door welke menselijke last dan ook!
yorkafowru
En dan... die kunu die je met je draagt... Je voorouderlijke neger-erfzonde! Van de goden gekregen! Misdaden buitendien, van 't zwarte ras! Alles, alles!
elzaro
Kunu? Mi gado! Me zwaarten! Me pijnen! Me angsten! Me lasten! Me leed! Neger z'n pijnverdoemenis! Alles wat mijn aanstaande volk me geeft! Een soort geborchte van kwade erfenis, mijn schaduwkant... jíj...
yorkafowru
...ben ík?
(schrik bij E.)
elzaro
Leugen! Jij bestaat helemaal uit leugen! Als hier 't | |
[pagina 67]
| |
slangenkruid groei had...! En 't kleinvogelkruid...! Met die speciale reukbladeren... een Medicijn tegen dit wangedrocht!
yorkafowru
(lachend)
Als...! Maar nu: ik wil uit jou mijn vleugels! Vlug! Vleugels van de vrijheid van de geest... uit rouw om rotting... míjn beloning, ík jouw kroon.
Kom hier, Elzaro! Met al je bloed in je aderen! Hierzo!!
(Y. steekt z'n armen uit en hypnotiseert E., die langzaam op hem afkomt, terwijl het licht dimt.)
- Einde Scène Vijf -
| |
- Scène Zes -
De wagen enigszins van richting veranderd; E. zittend, klampt zich aan het houtwerk vast; Y. tracht hem er van af te wippen.
yorkafowru
Whop! A sari! (genoeg!) Ik heb alweer een flinke aardbol rondgetrokken met je! Ik ben zo moe, een brandweerman na 't vuur.
elzaro
Ik, ik was je water! Bluswater!
yorkafowru
Geen gedonder! Je fokt jonge, je fokt. Weet je niet dat water en vuur schijnbare tegenstellingen zijn? Dat ze elkaar omhelzen in de vorm van pure energie? Want de bestaanswet, ónze bestaanswet, zegt: alles is alles, alles is hetzelfde, maar met slechts één verschil: de presentatievorm die identiteit heet.
yorkafowru
O?! Je hoort niemeer no? Wel! Slaap heb je pas, op 't moment dat je ogen open en dicht kunnen gaan. Voorlopig ben je nog nieteens gevestigd in de schoot der mensheid. Je bent op weg, okee! Maar j'hebt geen zintuigen, niets, niets! | |
[pagina 68]
| |
elzaro
Hoe bedoel je?
yorkafowru
Eenmaal 'n kind krijgen de mensen slaap. Slaap heet dan: onvolkomen dromen. Om de dingen van nu en toen te verwerken. Om met de god in ze te spreken. Hun geest komt van hun lichaam los.
elzaro
(spottend)
Dan gaan ze zeker dood, no?
yorkafowru
Nee! Want de volkomen droom is juist de dood. Jij?! Je bent zo wijs, dat ik 't aanvoel je te vragen, wie ze worden, je ouders, meen ik. Alabasja en zijn vrouw Alma? Of díe man, díe vrouw, van naast? Ach, wat maakt 't uit! Als je maar weet dat je terecht komt: in een negerhuis. Met oranjevruchtbomen voorop.
elzaro
Hoe... hoe...
yorkafowru
Jij denkt in onvolkomen dromen. En ik lees ze, uit het knipperen van jou, met je ogen.
(Nu spert E. wagenwijd zijn ogen open.)
Arme Elzaro! Een kind was onderweg...
elzaro
Ga door! Ga door! Vertel wat reeds gebeuren móet!
yorkafowru
Verloren zoon! Verloren ouders! Niemand ontkomt! Ay, jo bevlekte illusie! Als je levend geboren wordt erf je 't verleden van de slavernij! Als je dood geboren wordt bederf je in de schande van een negerinneschoot Kies! Kies!
elzaro
Je liegt! Mijn ouders waren... goden. Hún voorouders hadden de goddelijke filosofie van de dans, het woord, en het kruid.
yorkafowru
(lachend)
Hoor 'm fo me dan!
(sluipt op E. af)
Ben ik dan 't wóórd? | |
[pagina 69]
| |
elzaro
Nee!
yorkafowru
Ben ik die dáns?
elzaro
Nee!
yorkafowru
Dan ben ik... kruidje-zaai-me-niet: het onkruid van verdoemenis en dood en mensenlast, wuhuhuhuh!!!
elzaro
(ernstig, onverstoord)
De dans... het woord... en het kruid dat groeit... samen als een soort driehoeksverbinding... in z'n derde dimensie vormen zij het meest volmaakte bestaan... twee scheppingsdelen, bij elkaar gehouden door de kracht van de existentie!
yorkafowru
(sluipend om E.)
Waren je voorouders dan écht goden? De goden die de celdeling in ons teweegbrengen?
elzaro
Ja!
yorkafowru
Nee! Ze waren Bakru's! Leba's! En Yorka's... zoals ik! Allemaal mythische figuren, dromen, illusies, die onze pijn vertegenwoordigen: ons pijnbestaan, onze...
elzaro
Strij niet met me d'rover! Ik weet zeker! Zo zijn we nóg! Goden! Godsfiguren, in het gouden geslacht van de mensheid bezworen! Aay! Aay!
yorkafowru
(akelige lach)
Nee, Bakru's, Yorka's, Leba's! Verbonden met de dimensie van de ellende! Als ik... als ik...
(wroet in de aarde)
...een modderklodder kon vinden om je dood te slaan, jo broeinest van gif dat het geslachtelijk bestaan verpest! De vergankelijkheid is de sleutel van jóuw dynamiek! Sakasaka jo! [ellendige!]
elzaro
(luidop)
Ja! Goden zijn we, maar dan met het bloed in onze aderen! Dus mensgoden, ahahaha! Zonder ons nóóit geen goden!
Met deze koppige woorden van E. springt Y. in een aanvalshouding.
| |
[pagina 70]
| |
E. schrikt. Heeft hij iets verkeerds gezegd? Y. wijst hem waarschuwend aan met de vinger. Als reaksie springt E. van de wagen, duikt eronder, hangt met zijn hoofd naar achteren, zijn kwetsbare hals bloot. Snuift lucht op, als een dier dat demonstreert dat het geen gevaar hoeft te duchten.
elzaro
Het dier weet dat 't het offer is der tijden.
Het snuift de dood op met z'n eerste ademtocht.
Het woelt naar leven op het slagveld van 't stof, 't stof.
Het kruipt, staat, loopt, stijgt, vliegt, en zweeft, gedachtenhoog.
Het weet met helderheid dat het terug zal vallen, eens en ooit,
in de diepte van oneindige rust: vergaan tot stof! De kracht
van 't gesproken woord sterft af, tot de echo des doods...
in 't dal der eeuwigheid zwijgt het, 't gemoed verloren...
Maar naar de geest van het bestaansmoment
heeft het een goddelijke triomf behaald.
Het heeft het aangezicht der werelden veranderd
met het beeld van al wat er aan zielskracht in hem leeft.
Zo overwint het stof de kracht der geest: materie
schept, herschept de schoonheid van haar eigen schepselen:
oneindige verbeelding!
(nuchter)
Dat is wat we zijn.
yorkafowru
Plant die je bent! Misgroeisel! Ruimteparasiet!
Niets van jou blijft, niets, niets! Zelfs niet deze illusie!
elzaro
(Y. kompleet negerend)
Ffffiffhhhhmmmm!
Een minimum lucht in deze ruimte is kras genoeg, om áán te blijven ademen.
(valt uit tegen Y.)
Leugenaar! Jokkenaar!
yorkafowru
(spottend)
Geef ons heden onze dagelijkse stikstof! In de bezieling van 't verstand... aanbidden wij de waanzin...
(Y., uitgedaagd, maakt een genereus gebaar van: laat maar.)
elzaro
(peinzend, nog steeds achterover liggend)
Bun sondro ogri no kan de... no ogri no kan kon sondro wan | |
[pagina 71]
| |
bun: 't Kwade en 't Goede zijn hetzelfde, één ziel met twee gezichten. God! God, je bent een oneindige idioot! Een monster! Satan zelf! Je maakt zomaar leven en je laat 't zomaar sterven! Stommeling! Je kweekt 't, maar dan niet voor 't geluk, wel voor de kwelling, angst, dood, vernietiging! Een gigantische moordenaar ben je! Eeuwigheidsbarbaar! Hemelse schoft! Opper-warhoofd! Ruimte-idioot! Satans hellekak moge je in 't gezicht treffen!
Dan springt E. op, strengelt zijn handen in elkaar, drukt ze met de binnenkant achter zijn nek, waardoor zijn ellebogen uitsteken. Met een vechtlustig gezicht trekt hij met z'n voeten over de grond, als een stier die het zand in de arena wegkrabt.
elzaro
Zó staat die kam van de haan in me bloed!
Rokokoko...!! De gevederde parasiet!
In míjn chromosomen erf ik niets dan vechtlustigheid!
De twee naderen elkaar in gevechtshouding, maken cirkels, proberen elkaar omver te schoppen. Beide maken ze vogelgeluiden.
elzaro
Beest! Beest! M'e vernietig i! [Ik vernietig je!]
yorkafowru
Weg, jo illusie! Geef mij het aantal van de bouwstenen die jouw erfelijkheid dragen! Ik werp dobbelstenen, twee maar, twee: één voor 't vlees en één voor de goddelijkheid. Dan zal je zien hoe anders je gerangschikt wordt. Misschien wordt je een monster!
elzaro
Ik vernietig je! Je noemt jezelf Geest. Mij noem je Stof. Maar je bent niets zonder mij! Niets! Niets!
yorkafowru
Ik vervaag je, voorgoed! En met jou de stank van je ontbinding!
Y. lijkt hem even te treffen. E. tolt op zijn benen, eenmaal, tweemaal in het rond. Wankelt, duikt in elkaar. Wanneer Yorkafowru hem wil bespringen, veert hij snel op. Prevelt geheimtaal. Yorkafowru deinst achterover. Voert pijlsnel een soort van krijgsdans uit. Het oerbos begint
| |
[pagina 72]
| |
te ruisen. De muziek van houten latten op houten banken klinkt ritmisch. E. staat en loert, terwijl de vogel danst, op zoek naar z'n zwakke plek. De vogel schijnt hem te fixeren. Langzamer dansend, hem nu biologerend, komt Y. op hem af. E. kan niet meer bewegen, hij staat stijf, verslapt. Dan danst de vogel met een arm omhoog. Boven, hoog, flikkeren de kleuren van een fantastische ster. E. kijkt geboeid... geboeid... totdat Y. op het punt staat hem te grijpen bij zijn keel.
Dan is hij opeens weer zichzelf. De ster dooft op slag. De vogel grijpt hem om zijn middel. Tilt hem op, draait hem rond, gooit hem neer. Sleurt hem mee. Een worsteling begint.
elzaro
Ah! Ah! Grabba! [Ik heb je beet!]
yorkafowru
No! No! No ete! [Het is nog niet zover!]
elzaro
(in houdgreep)
Ay!... aw!
yorkafowru
Ik rukje strot af!
Brudu yu! Ik wil je mars zien bloeden!
Bloed! Bloed met de smaak van gorgelend leven!
Het offer waar de eeuwigheid op teert!
elzaro
Obya! Me medicijn! Me medicijn!
Ik moker je kapot!
De worsteling gaat door. E. wil telkens opspringen, terwijl Y. hem tegen de grond aandrukt. Maar dan lukt het E. om Y. onder te krijgen. E. zit op hem, drukt zijn handen tegen de grond. Opeens roept Y.:
yorkafowru
Bloed! Mijn god, me vleugels! Je neus bloedt!
E. laat hem even los om te voelen aan zijn neus. Y. springt op, grijpt E. van achteren. Met de ene arm om E.'s nek en de andere bezig E. 's arm op z'n rug vast te wringen, stelt de overwinnaar Y. zijn eisen.
yorkafowru
So! Ik heb je! En nu ga je gehoorzamen aan me!
elzaro
Ay! Laat me los!
(worstelt tegen)
Lus' mi!Vadergeesten, o, helpen jullie me!
| |
[pagina 73]
| |
yorkafowru
Ketting van leven! Hier breekt het oog dat jou verbindt! Ik...
elzaro
Ay! Ay! Winti's, geesten, hellep...!
yorkafowru
Zweer! Zweer fo me, in naam van al je vooroudergoden, dat je van nu af doet wat ik je zeg. Zweer! Zweer!!
elzaro
Ay... ik... ik zweer!
yorkafowru
Zweer! Zweer dubbel! Zweer in de dimensie van de waarheid én van de illusie! Zweer!
elzaro
Ja... ay... ja... aw!
yorkafowru
Blóedzweer, voor de verwerkelijking van mijn vleugels! Zweer dat jouw bouwstenen de spiraalweg vormen naar mijn gevleugelde paleis!
elzaro
Ik zweer... bloedzweer! ademzweer!
Dan laat Y. hem los. E., grijpend naar zijn pijnlijke hals, laat zich vallen op de wagen.
elzaro
San mi du? Wat heb ik nu gedaan? Ik ben zijn slaaf nu! Slaaf! Trouw aan de geest, voor eeuwig? Mijn god, verlos mij in mijn stoffelijkheid!
yorkafowru
(gemeen lachend)
Slaaf!: Katibo! Opo! Sta op! Mars! Trek jíj die wagen nu! Ren met me d'rop, totdat je... niemeer bestaat! Totdat je doodvalt... bloed, en rouw om rotting!
(E. gaat, trekt wagen.)
elzaro
Ay! Ik kan niet! Ik kán niet!
yorkafowru
Wát kan je niet? Hari! Trek!
elzaro
Ay! Die wagen zit vast!
yorkafowru
Ahahaha! Jo ellendeling! Dan is dit het beginpunt van je overlijden!
elzaro
Ah! Ah... die wagen wil niet! O jé! Modder! Modder! We zijn zo diep gezakt! Ik wil weg, terug! | |
[pagina 74]
| |
yorkafowru
Modderfiguur! Moddermonster! Heb je nog niet begrepen dat je vanaf nu bent vastgeklonken aan een moederschoot? Ahahaha...!
E. keert zich om, even opstandig. Waarop Y. op de wagen opspringt en met gebalde vuisten gebiedt. Zuchtend probeert E. het nogeens. Maar tevergeefs.
- Winti-intermezzo -
In het bijspel krijgt Alabasya een Kromanti-geest, ‘Jaw’, [een strijdbare spirit uit het Lucht-pantheon], die, na uitgebreide introduktie, laat weten dat er geen tijd valt te verliezen: E. 's positie is nijpend; dus legt de Kromanti bijvoorbeeld na z'n dans een Kromanti-boei [soort armband] in de kuip met het reinigingswater, dat uit zichzelf begint te koken [rook-effekten], terwijl de gemeenschap zich, met gezang dat in geprevel overgaat, en met languit gestrekte armen, de handen op E. en Y. gericht, rond het tweetal schaart. Aldus buigt men zich aaneengesloten in een ‘unification-ritual’ met E. en Y. als middelpunt, terwijl de muziek afsterft en het licht dimt.
- Einde Winti-intermezzo -
- Einde Scène Zes -
- Fade Out -
pauze
|
|