De doodsboodschapsvogel. Elzaro & Yorkafowru. Een oraal koningsdrama
(1986)–Edgar Cairo– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 75]
| |
[pagina 77]
| |
- Openingsbeeld na de pauze -
Het volgende intermezzo, een act waarin een stinkvogel zich door een slagveld begeeft, volgt direkt na de pauze. Dit zogenaamde slagveld is gebaseerd op historische situaties: wanneer slaven wegliepen of in opstand kwamen en ze werden gevangen voor deze of een andere ernstige ‘misdaad’, dan werd hun hoofd afgehakt en op een staak gezet langs de (Suriname)rivier. Het werd dan een feest voor de gieren. Deze gruwelijke taferelen moesten dienen om het o zo gerechtigde wraakgevoel van de blanke koloniekristenen tot uiting te brengen, terwijl ze tevens als afschrikkingsmiddel werden gehanteerd. Op de achtergrond Fort Zeelandia (dat vanaf 1980 en zeker ook in december 1982 zo'n eminente rol speelt in de nieuwste geschiedenis van Suriname). Op de voorgrond de houten wagen op twee wielen, een zogeheten ezelskar; via een dwarsbalkkonstruktie zijn de twee balken waaraan normaliter de ezel of het paard wordt bevestigd omgebouwd tot een dubbelkruis plus een dubbele galg. In het spel wordt de stinkvogel (aasgier) geparodieerd: het klapperen met de vleugels, de vraatzucht, het maken van de typische springbewegingen van prooi naar prooi, het verjagen van de konkurrenten; bij dit alles de lange vogelnek van tijd tot tijd naar voren stekend; indien de tekst in het Sranan wordt gebracht heeft de spreker een ouwerwets aksent (a e taki lek' wan fos'tennengre), aangevuld met dat vogelachtige geluid van Mati Adyankro, Vrind Stinkvogel. Een mooi ‘negerachtig’ stukje akteren! De vertaling kan rustig simultaan geschieden door bijvoorbeeld een tweede stinkvogel die op de achtergrond zijn stekje heeft gevonden tussen staken vol doodshoofden. | |
[pagina 78]
| |
- Intermezzo -
Mati Adyankro (Tingifowru)
Wan anu kot' trowe na gron: badan!
Nomo gron tek' en naki, didon pi...
Tingfowru dat' yuru
ben fré e kon sidon sidon.
‘A taki: kridon! kridon! e'e! mi mamá!
Luku sani dapeso di yu'u noya kaba!’
(e dansi e fré)
‘A mi nyam kaba! a mi nyam kaba!
Kadaku bayotete!
Mi adyankoro! a mi nyam kaba, kaba!’
Kba den sut' wan ede go
atap' dré krakatiki,
a de lon lala brudu, dedesweti f' katibo!
‘A taki: kridon! kridon! mi tatata... tetaaa!
We dan ope baya, tya da dineri komoto?
Mi nyam kaba, sote...!’ (nak' tango)
Masra fring' en bató, sobu: a légi gogo!
‘Báto, m'mat'o, m' ben dapede!
Na negre soso so, d'don tan labraka yana?!
Den naki broko ala en bonyó naini hen buba!’
We tingifowru sref' ati, a broko so: brappap!
A bar' mofokré, ala en tongo kon braka
fu a sari fu nengre, san ben kwer'-seki her' en inisé!
Nomo a lusu wan bar’puru, taki:
‘kiridon! kiridon! kiridon'oy...
ke miwan, baaa!
Awasi fa mi ati swa! Mi ati disi? Awas' fa a lepi!
Awasi mi de nyan por'meti gowe, eyh, dé na dé,
| |
[pagina 79]
| |
- Vertaling Intermezzo -
Het Relaas Van Vriend Stinkvogel
Een zwarte hand werd afgehakt.
Hand van een negerslaaf! Wie anders?
Een wegloopneger was hij, opstandeling!
Misdadig en moordzuchtig is het zwart gebroed
in de ogen van de blanke meesters.
Wel asjeblieft! Kijk daar die hand:
de grond waarop hij valt verdraagt de klap
en geeft geen kik, al is het net of daarmee
de mensheid zelf een klap krijgt in het gezicht.
‘En ik? En ik? Ik kom reeds aangefladderd,
sssrrrttt... kok-kok-kok-krrrok!
Nou moe! Een spekje naar m'n bekje, zeg dat wel!
(al dansend) Dit wordt een volle pens! Dit wordt een volle pens!
Voor zover ik mij een pens toewens... verrek!
verdulleme! oh! oooh!
Ik vreet me hier te barsten!’
Na de afgehakte hand... een hoofd. 't Werd afgehakt,
't werd af-gehakt! Op een dorre tak dat men 't stak:
een bloederige negerkop van een zwartgepigmenteerde slaaf,
zo zwart als wij: stinkvogelzwart.
‘'t Is een spekje naar m'n bekje! Krrrok!
Wel, blanke meester: jou zeg ik: wees bedankt! krok-krok!’
En nu mijn koffer uitgepakt. Dat wil zeggen: vóór de maaltijd,
ik eerst behoorlijk uitgekakt
(perst)
...mmm ...mmm!Ziezo! m'n verse kakkestank als dank!
Dan nu die neger op dat stekje! Z'n korpus als een aasje
aan het marteltuig gespietst; hijzelf, kapotgereten,
ligt in 't openbaar als vreten...
| |
[pagina 80]
| |
mi ai-o, a mi ede disi-oy, no si so krutu ete, sondro kaba!
We, wansi fa mi kré, watra-ai no sa de leki alanya,
f'e was' dede so, pur' en hebi!
Mhm, mnekro, mi soktu fu yu sote...! Mhmmm!!
Mati Dede-ede-oy! Yu tanap' a krakatiki e waki!
Kaba, yu ben sa danki mi,
fu nyam yu hesi gowe... pur' a lala fu yu syen
na di grontapu ho... ke f' bonyogron!
mTaki: kiridon! kiridon! kiridon!’
- Einde Intermezzo -
| |
[pagina 81]
| |
Oh, wat een schone barbeque! On the riverside!
All by the riverside... uh-uh! Krok-rok!
Krrrok-kok!!
Hij smaakt als een heerlijke nikkerbrok!
Nee maar! Ik krijg zowaar een prop in me keel...
als ik bedenk hoe dit volkjen lijdt!
Wel, heb je ooit? Een stinkvogel met krokodilletranen!
Ohohohohoh! Kijk mij eens! nou, vooruit dan maar, zeg ik.
In plaats van hem te vreten zal ik hem vergeten,
dat malse stinknegersbrokje! Maar voor hoelang... nee, nee!
Kijk mij eens tranen lozen. En zure ook nog, oehoehoeh!
Want 'n ander zal 't héél gauw voor me weten!
Zeg, kroeskoppie daaro, jij met je hartepijn!
Jullie zwartmensen wassen je lijken
met 't zuur van de oranjevruchten, niet?
Och, 't spijt me voor je:
zó zuur kan m'n krokodilletraan helaas niet zijn.
Hoe zuur dan wel? Dát zulle we effe zo wel zien,
als ik je stukrijt en versnavel tot een hapklaar nikkerbrokje!
Oh... kijk eens! Van ellende valt dat koppie zowat van z'n stokje.
Nou moe! Ik kan er niet tegen, ik geef 't op...
Krok-krok! krrrok... kijk me niet zo droevig aan,
treurige zwartkop... krok-krok-krrrop... (af)
| |
[pagina 82]
| |
- Scène Zeven -
Y. heeft nu een pak van dieprood aan. Zijn uiterlijk is uitbundiger en feller dan voor de pauze; E. in oranjekleed, of wit met oranjeceintuur, op een dwarsbalk van de wagen; Y. zet in, zeer uitbundig. De scène wordt geopend met de pose van het einde van scène zes.
yorkafowru
Hari! Hari! Trek! Jo mannepaard!
(Y. lacht luid en gemeen; doet alsof hij aan teugels trekt. Bij het woord links trekt hij het imaginaire touw naar rechts. Dit geeft een komisch effekt, omdat de hoegenaamd trekkende E. naar links wil; bij rechts dito.)
Links! Rechts! Links! Links! Rechts!
elzaro
Man, ik geef 't op. Ik kan nie tegen dat ding van onvrij zijn. De mens als paard der goden no? Is werkezel bedoel je!
yorkafowru
Wat wil je dan? En?! Een leven in een koeiestal waar gras tot in je bek groeit no? Wroko! (werk!)
elzaro
Vechten! Me strijd uitvechten met je!
En winnen! Winnen! Eigenlijk héb ik al gewonnen.
Want zonder lichaam is geest niets! Niets!
yorkafowru
(spottend)
Nee...!
(en dan, erop terugkomend, springt Y. van wagen af)
Ja, goed! Ik wil je een nieuwe kans geven. Je jeugdige opstandigheid is de boei van deze eeuwige oudheid.
(doet of hij briefje schrijft)
Hier... hierzo... Koning Almacht stuurt jou als stukje mensonstuimigheid je dagvaarding. Strijdtijd: hier en nu! Met wat wil je beginnen?
elzaro
(argwanend)
Hm? Wat wil deze Leba op me? [Wat wil die lastpost?]
| |
[pagina 83]
| |
yorkafowru
Goed! Fluiten. Maar, jij begint, zodat ik na jou weet, hoe verder ik moet gaan, om je te verslaan.
(E. weifelt; dan fluit hij, zacht, hard, harder; Y. lacht; laat schrille fluittoon horen.)
yorkafowru
Maar wacht! Ik ben nog nie klaar. Dat was me aanloop!
(Y. geeft z'n mond een spitse vorm, waardoor het lijkt of hij fluit.)
elzaro
Hm? Ik hoor niks.
yorkafowru
Logisch! Een supersonore fluittoon van dat soort dat alleen vleermuizen en andere dieren horen.
(plotseling vreselijke dierengeluiden)
yorkafowru
Me echo! Wees nie bang. Ik fluit ze weer weg.
(daarop)
Zo! Eén boksronde, en je ligt op je fluitje. Nu gaan we verder wedden: jij loopt, ik vlieg!
elzaro
No man! Dan heb ik al verloren, trouwens... hoe wil je vliegen zonder vleugels?
yorkafowru
Slim! Ontzettend slim van je! Ik was van plan... laat maar! Ik loop, jij vliegt.
(E. maakt vergeefse vliegbewegingen; Y. staat aan een kant, komt naar voren met een fikse sprongen.)
yorkafowru
Ook al zijn ze geen zuivere looppasjes... ik ben verder gekomen als jij!
elzaro
Nee! Ik heb gewonnen! Vliegen deed ik, zonder vleugel! Vliegen is gaan door de lucht, al is 't ín illusie!
yorkafowru
Een sprong door de lucht, is nog altijd echt! En echtheid gaat boven illusie! Elzaro, ik heb je fo de tweede keer overwonnen!
(E. buigt hoofd, zegt niets)
yorkafowru
Goed! Eén nieuwe, en vooral eerlijke kans. We gaan weer wedden: jij leeft, en ik... lieg. | |
[pagina 84]
| |
(na even diep nadenken begint E.)
elzaro
Die dag waarop ik aangekomen was, op dat feest. Het was geen feest. Een doodgewone dag, in mensenland. Geen hémel. Een wolkenloze hemel. D'r kwam, hónd, jankend op de planken van mijn drempel daar aan huis.
(doet 't gehuil van een hond na:)
iyoennnnnnnn...
(daarna met de stem van een boze huisbewoner:)
Mars, jo fantastische mislukking der naturen!
Dan hond werd weggejaagd. Maar 't woord sloeg in mij! Een hondsbeestachtige hondsvernedering! De kraters liggen hier nog, aan de mond van me hart. Hond-ogen blonken, diep beledigd. Of was hij 't niet? Een dier haat niet uit medelijden om zichzelf. En méns hoorde in húis. Dan kwam insekt ook aangevliegenierd...
(met de stem van een huisbewoner, vol ontzetting:)
Sla dat m'mapimabeest dood!
Alweer, een mateloos agressie vieren. Dan katten? Waren martelaren. Mieren, zij waren de enigsten die aankropen zonder ontzag. Voor 't overige werden ze allen door de mens gekweekt, getemd, mishandeld en vernietigd.
yorkafowru
A sari! Genoeg! Is méns z'n zaak dat híj vernietigt, nie van míj! Heb je gehoord?
elzaro
Nee, stuit me niet af, met woorden, priller dan die van mijn mond! Ik praat. Ik zal blíjven spreken!
yorkafowru
Míjn woorden zijn de jagers! De jouwe vormen prooi. Prooi!
elzaro
(wanhopig)
Buba fu santi di band span besbes tori flogo ori, leki na ondro lanki fu skwala...! O onderhuidse drift, gevat, gevangen, onder de korst der kontinenten, onder het oppervlak der oceanen! Zijn woorden door drumslagen geaksentueerd. Y. kijkt hem dwingend aan om hem tot zwijgen te brengen. Dan volgt de nakreet: Ay, mi nyumankoloku...! [Wee het menselijk geluk!] | |
[pagina 85]
| |
yorkafowru
Wat fo k'ka nyumankoloku? Menselijk geluk! Je bent nie goed bij je mars! Je liegt! Ik vroeg je om te leven, niet te liegen! Ma' ik, ik ga je léren, in overtreffende, superieure stijl!
(stilte)
Wij, wij samen, Elzaro, wij zijn een kind in de maak! Eerst heb ik jou ontmoet - of jij mij - een zorg! Een samenklontering van cellen... In de baarmoeder zijn we aan de zwerf gegaan... De vrucht zit vast en groeit... wij, onstuitbare vruchtbaarheid... water en bloed...
elzaro
(opgewonden)
Je liegt! Je liegt! Zo heb ik nooit iemand horen liegen. Zeg me, wat wil je met me léven?
yorkafowru
Die man... die vrouw... Alabasya & Alma, daar bij die bloeiende oranjeboom...
elzaro
Nee! Die buren!
yorkafowru
Nee, níet die buren. Sufra... Sufra's zoon is dood...
(dan gemeen lachend)
Heb je 't nie gehoord? jij, met je varkenswroetersgesmoelte? Het boodschapsmeisje heeft een mare daar van schrik en angst gebaard: dood, doodgeboren!
elzaro
Nee! Nee! Je liegt dat je bijna vleugels krijgt d'rvan! Vleugels die ik van je weg ga rijten! Míjn vleugels!
(E. wil weer vechten, vuisten gebald, omhoog)
yorkafowru
Denk aan je bloedzweer, Elzaro! Gehoorzaam mij!
(Y. gebiedt tot rust; E., met opgeheven hoofd, slaat eerst de ogen neer; laat vuisten, schouders, hoofd zakken.)
- Winti-intermezzo -
De Winti-gedeelten na de pauze zijn ‘rauwer’, met zwaardere drums, bijvoorbeeld de ‘mandron’ of ‘mamadron’. Ook zijn de bevliegingen heftiger, magischer enzovoort.
| |
[pagina 86]
| |
Kenmerkend voor het tweede deel, na de pauze dus, is dat er konsekwent om de Gebri wordt gezongen. Dit komt neer op het ‘oppeppen’, het oproepen van de ‘Grote Machtige Inspiratie’: Hij en hij alleen kan nog hulp bieden.
Tussendoor wordt er driftig naar de eenheid van de gemeenschap toegewerkt, waarbij het aantal ‘tegenstanders’ zienderogen slinkt. - Einde Scène Zeven -
| |
- Scène Acht -
Y. komt op (van rechts), met een grote zwartglinsterende vogel, met bewegende delen als in marionettenspel. Van links komt E. op, met een grote houten pop, met dito ledematen. Vogel en pop raken in schijngevecht. Bij hun opkomst en tijdens deze scène een sterk dramatische begeleiding van geluid (muziek) als bij een magisch doodsritueel.
elzaro
Syú! Syú! Ga weg! Angstvogel ga weg!
yorkafowru
Whoh! Whoh! Ik vang je, om me vleugels! Whoh!
elzaro
Mars! Jo moordgevogelte! Syú!
yorkafowru
Welke kant is van vlees? Welke kant is van hout?
elzaro
Syú! Syú!
yorkafowru
(maakt angstwekkend vogelgeluid)
elzaro
Yu f'fruktu yu: ellendige doodsboodschapsvogel!
yorkafowru
Ik scheur de nacht open, met me snavel! En jou vernietig ik met doodsbederf!
elzaro
Syú! Ik grijp je bij je vleugels! Grijp je aan je poten! Draai je nek om, jo!
yorkafowru
(steeds dichterbij)
Whoh! Whoooooh!
elzaro
Syú! Syú! | |
[pagina 87]
| |
(Plotseling: er valt iets met een klap op het toneel, beide vechtenden houden voor een moment op.)
elzaro
San? Wat is 't?
yorkafowru
Me Yorka is aangekomen! O geest die ik aankondig...
elzaro
Ay jo! La' me je nek omdraaien nu!
yorkafowru
(ontglippend)
Whoh!
elzaro
Hé! Ik kan opeens nie weten waar ik ben. Waar? Waar zijn we?
yorkafowru
Je bent hier!
elzaro
Een stad? ...een weg? ...een huis?
yorkafowru
Nergens! Nergens! Hier ben je en nergens!
elzaro
(verheugd)
O, nu pas weet ik 't: dit is het feest van de slachting... van de dood rovende boodschapsvogel, hahahahahaha...
yorkafowru
Wat?!
elzaro
O, in de morgen van het slachten schuilt een licht... 't licht van de dageraad van de dood... daaruit een vogel zonder nest... roepend om de warme stralen... licht dat straalt uit mensenogen...
(Y. stampvoetend fluisterend in het rond)
- Einde Scène Acht -
| |
- Scène Negen -
Spelers openen met situatie en houding van het einde van scène zeven.
elzaro
Wachte! Misschien ben ik te vroeg met opstand plegen. | |
[pagina 88]
| |
Het aanpakken moet anders gaan...
yorkafowru
(goed gestemd)
Ben de kruwa kruwa!: dat' wan taki, tek' toti f' twatwa! Dan y' lègo gi a m'manten: tripo tripo, tri..., tri tri tri tri...
(Verschrompeld tot 't bestaan van een zangvogeltje.
Dus zingen voor het ochtendschoon: piep-piep-piep.)
elzaro
Hoor 'em dan fo me! Fluitende vogelkeel, ongehinderd door een snorrebaard! Het is z'n stém, die toonsoort streelt... tri tri tri tri tri tri... Hóór vogel Titri (puttertje): tritritri...
(Het vogeltjesgeluid van beide valt samen, een bijna liefelijk, harmonieus tafereel. Dan plotseling, stopt Y., heft z'n hoofd op, armen toegespitst boven z'n hoofd, als een grote scherpe bek, voorwaarts gericht, ogen loeren.)
elzaro
Stilte alleen... speelt hier moordenaar!
(dan met angstig onbehagen)
Twatwa, kleinbekvogeltje! Sla je vleugels snel weg van waar je bent, Twatwa! Vogeltje, let op! Want vogel Aka [havik], roofvogel van doodsgehalte...
(Y. laat 't zielsdoorsnijdend gekrijs horen van een roofvogel.)
elzaro
...doodsboodschapsvogel! Dood z'n boodschapsvogel! Een vliegenier is hij, uit het karkas...
(E. zelf blijft als een klein en angstig vogeltje versteend staan; de roofvogel lijkt om zijn prooi heen te cirkelen.)
elzaro
Adem in mijn kleinvogelkeel wordt hier stofloos! Borst van me lichaam, bal je tot een vuist, zo: nyappa! Stil vleugel, klepper met geen wil dat uit 't hart je dirigeert!
(zegt met zielloze stem)
Een dooie vogel ligt te wachten op z'n bederfenis... Mieren lopen over vogelogen... Vogelkop wordt langsgedropen, door oogwater... Loer hoe vogel door zijn dag wordt langsgevlogen... Vlogel hafel afel mogel... | |
[pagina 89]
| |
(Y. komt dichtbij, dichterbij, met z'n reusachtige snavel. Opeens neemt 't vogeltje (E.) een duik en rrrrrrttt!, weg is hij.)
yorkafowru
(nasaal)
Mi mis' yu: ik had je bijna!
(Dit is een speciale uitdrukking, 'n zogenaamde ‘yorka-kreet’; Y. blijft achter, in woede.)
Trek die wagen hier! Trek die wagen daar! Ik ga je leren, dat je loopt op wielen! Ellendige wagenvrachtdrager! Sjouwbeest, met 't moordzweet van 's werelds aanschijn! Gaan naar 'n feest! Hij 's gek geworden! Een feest! Een feest! Wát fo feest dan?! Een zwoegfeest! Een bederffeest! Z'n moerskont op peperwater met gestampte mokomoko! Die leugenaar! Hij weet precies waar dat ik hem wil brengen. Feest: de ellendige ademparty, waarop de bitterste gifcocktail van 't alledaagse wordt gezopen!!
(als vertederd)
Trek! Trek onschatbaar diertje van me! Als je geen paard was, met z'n hoef in z'n hersens, zweet aan je bast...
(kommanderend)
Kom op! Ren! Trek! Ren tot je mars verplettert als een drabba!! Ik nyep je: nyap! nyap! nyap! (allemaal woorden voor het murw maken van E.)
(lachend als een warmhartig mens)
Zolang hij leeft, is hij beloning. Hij is mijn koning, ik, zijn kroon.
(dan voor zich uit)
Kijk, 't is zo: ze bouwen allemaal, hij inklusief, hun steden, hun huizen, hun straat. Gapen dan rechtstreeks uit hun gat. Menen, dat ze tevreden zijn over hun menszaamheid, terwijl ze allemaal zijn overleden! Is dat zo'n geweldigheid?
(weer tot de niet-aanwezige E.)
Ik ga je lever breken fo je! Vreet! Vreet! Vreet! Elzaro, vreet de aarde met je tong die langer is van top tot teen naarmate je opgroeit, o vreselijke kind! Doornig is je gehalte! Dubbele verwekking van een levensdaad ben jij, in diertig zijn en rond- | |
[pagina 90]
| |
lopen op je twee harde benen onder aan je lijf! Mamá di sa meki y'o...: moge de moeder die jou ooit zal baren 't betreuren!
(dan gedragen)
Wan froktu broko opo. Dan en koko... na woron! [O worm in de schone appel vol van glans!]
(langzaam, uitleg gevend)
Een vrucht... uit makaar gebasterd... open... poh! Dan zit onmiskenbaar z'n pit d'rin. Dan is z'n pit een worm! Hoe kan een vrucht een worm voortdragen? En een worm, nieuwe vrucht? Bederf uit bederf? (beeldend verteld) Wan papagodo ben de... Een harde kalebas was er eens. Een vrucht, zó ruim van binnen, dat hij ruimte liet, om te leven en te laten leven. Een wereld in de wereld. Aan z'n buitenkant onmerkbaar niets daarvan. Buiten, de schil, harder en harder wordend, droger, meer dan ondoordringbaar. De kalebas in droge tijd. 't Seizoen der teisteringen. Binnenin bracht de tijd z'n rotting. Kijk, die vrucht raakt tot het punt waartoe hij is bestemd: uitlepelen, schoonschrapen, drogen. En dan, vullen met water aan rivier. Tyubun... glugluglu...
(plonsgeluiden, kalebas als kruik loopt vol).
Het is het nut van z'n gebruik. Weg is het eerste innerlijke leven, voor dat van het water nu.
Want er is dieper nut dan nut.
Heel dit bestaan is een bestand.
Eerst laaft ons water zich aan ons als put.
Dan pas welt het en lest de levensdorsten.
Dan nu 'n slok: glok glok èèèèèèhhh!
Alsof je daar de eeuwigheid opdrinkt.
De onsterfelijkheid in ons, wezens.
- Einde Scène Negen -
| |
[pagina 91]
| |
- Scène Tien -
Spelers en attributen zijn als volgt verdeeld: midden: de wagen; links (achter): Elzaro; rechts (achter): Yorkafowru; (na opkomst) links (voor): Friman [Drager der Vrijheden]; rechts (dito): Bunman [Ideaalman, Drager der Waarden], Aan het begin van de scène: E. & Y. & de wagen.
elzaro
Vrij zijn! Ik wil me vrijheid van je terug! Kijk wat fo str... ont
(binnensmonds)
je met me maakt! Ik lijk op 'n Leba onder je handen! Je doet wat je wil met me! Laat me wagen sjouwen fo je! Vernedert me! Een mens z'n geest kan zich toch nie zo verlagen?! De mens is 't Paard der Goden, niet hun werkezel! Ik wil vrij zijn! Vrij! Fri!!
yorkafowru
Je blijft een onderworpen beest! Zonder mij...
(spot)
zonder mij was je al nergens, dan in een soort verdoemde doodssloperij, een wrakkenstortplaats! Je armen, benen, ruggebot, waren niet waard om ermee op oud blik te slaan! Je was tot niets geworden, vergaand op de beendergrond!
(slaat als kind op speelgoedtrom)
Taktiki! Taktiki! Taktiki-tak...!
(na stilte)
Geen uur op de klok die zo'n regelmaat timmert. Ma' la' me me tong houwen. Waar macht is, hoort zwijgen basja (baas) van je gehemelte te zijn. En láát gebeuren, onder je ogen, totdat je vernietigend ingrijpt!
Want 't leven is: de toegestane marge die de koning der eeuwigheid met de hand van de tijd doet regeren. Wij zijn de ruimte tussen z'n vingers en scheppen daarmee tegelijk z'n hand, nee, handeling, óns leven en óns leed.
(wil net vogelachtig gaan lachen, als E. begint te roepen)
elzaro
Hoor hierzo! Ik wil me eed z'n kracht terug! Ay! Kon ik je ontzweren met een tegeneed! Zweren, dat ik nooitmeer slaafs zal zijn, aan die machten, die een ziel hoog opwerpen tot zijn uiterste gewelven! Je te ontzweren, met... | |
[pagina 92]
| |
met 't water uit me bloed dat vloeit tot aan me lippen! Tot aan me hersens! Van top tot teen bezield door 't verstand. Maar o, 't is ons hart dat de naam draagt het gevoel te baren. En ons hoofd, zegt dit hart, draagt ervan de zetel. Dus zijn wij overal in ons - en buiten ons - verstand, gevoel, alles ineen: zetel van deze waarheid.
(voor zich uit)
D'r móet één woord te vinden zijn, om als weerwoord een eed te vermorzelen! Een hand uitstrekken ermee! Een daad ermee zéggen! De schil van mijn historie als die van oranjevrucht te rijpen in één godsmoment en het zuur uit je hart te doen druipen... de zelfhaat, ja, die zelfdood, van 't zwart geslacht ermee te wassen... o neger in 't uur der balseming!
yorkafowru
(spottend)
Zalig zijn zij, die bomerijp (reeds halfwas) worden geboren. Eén zonnestraal, en ze zijn overrijp! Want alvast... de worm van bederf in hun pit... jonge, donder weg!
elzaro
Dat fantastisch waanzinnige gelul uit de heilloze diepdonkere venijnspelonken van je hart als beerput!
(berustend)
O.k.! Je hebt meesterlijke macht. Geen koning zonder kroon die ooit zo werd vernederd. Koning! Een woord als een donker juweel uit het oer van de tijd. Zieldoorsnijdend, fo wie de flikkering ervan doorziet.
(Een paar lichtflitsen. Eensklaps blijkt Elzaro Y. nu te zien als een visioen, een soort vogelvisioen, daar, met opgeheven armen.)
Kijk! Wat een geweldige vogel! Kijk! Kijk daar, z'n vleugel, als balken van een ezelskar zo groot en maaiend door de lucht alsof hij snelheid oogst! Vogel - o Yéko! - Yorka! Yorkafowru!! God nogantoe! De geest... de geestenvogel en de dood inéén! Zijn aanschijn klapt open, klapt hoger, klapt hoooooog! Een zee in de lucht! Vogel! Roofvogel!
(E. draait om eigen as)
Gonini! Gonini! Go- nono! Het is de
| |
[pagina 93]
| |
koningsarend! O, de koningsarend! O ko-... onee!! Vogel is dóód z'n boodschapsding! Ga weg! Ga weg! Z'n vleugel is... de door de nacht verzwolgen schaduw van een landschap... kijk! Vogel z'n schaduw fladdert mee met nacht!
(blij)
daarachter... zon! Een nest van vuur...!
(Het visioen is voorbij; Y. springt naar voren.)
yorkafowru
Stop! Tapu! De ochtend is nog lang nie gekomen! Ik had je gewaarschuwd...! De zon z'n schijnsel is 'n zonneschijnsel van de schijn, nee, schijnzon, schijnzonschijnsel!
elzaro
Help Friman! Jij ‘Drager van de Vrijheden’, Friman, kom, help!
(Friman komt aanrennen, tekst prevelend, met zware vleugel aan touw getrokken)
friman
Mi na Friman! Mi na a légi f' Yorká!
Ik ben de Drager van de Vrijheden,
van Dood, van Zuiverheden, niets dan Spirit!
elzaro
Nee, leegte van geest wil ik niet hebben! Bunman! Koniman! Drager der Waarden! Drager van Wijsheden! Wie meer helpt me?
(Bunman komt op, met een ijzeren kroebaal [breekijzer])
bunman
Mi na Bunman! Mi na a Leba fu misrefi! Ik ben de Drager der Waarheden en Waarden. Ik ben dankzij mijn waarheid de kweller van de eigenheid, mijzelf: waarheid en waarde zijn elkanders spelling, maar dan tot anderman z'n taal verwoord, opgedeeld naar naam en telling. Eigen last, eigen leed, eigen gebreken! Wat anders, kan een mens verwachten van een Goeie-ziel als ik? Ik draag mijn ijzeren kroebaal met me, om schaduw weg te slaan! Waarheid en waarde: twee uiteinden van ditzelfde breekijzer, ik drager.
yorkafowru
(breed lachend)
O.k.! Je redders, pleiters, zijn gekomen. Is goed! Je krijgt één gouden kans nog. De tweede.
| |
[pagina 94]
| |
Vanwege keerzijde en zijde, deel en tegendeel, aanval en verweer.
elzaro
(wantrouwig)
Jouw woord wekt me teveel illusie. Is dat de speelruimte tussen je vingers? Het uiterste verschil tussen jóuw waarheid en míjn waarde?
yorkafowru
Precies! Maar tegelijk ook ineksakt gesteld, haha! 't Goud van de nacht, is nie wat 't blinkt! Haar rijkdom verkeert binnen oogopslag bij blindgaande stommelingen, zoals jij. Buiten 't zicht der enkelingen is goud niets anders dan de waarde van metaal: 'n kille, koude waarheid!
elzaro
Mijn god! 'k Ben verloren!
friman
No kré fu bromki! Ke fu libisma! Toe, ween niet om de bloem die 't woord doet bloeien. Kommer je om het onverbloemde in de ware zin van wat de mens in jou, jouzelf, betekent.
bunman
Elzaro! El-za-ró! Woord dat klinkklankt als god aan dodemansbodemland! Jóuw echo heet: het leven!
friman
Woeker groen! Woeker uit al je nerven van bloed! Want zelfs de woestijn draagt vruchtbaarheid. Verschroeiende ziel, bloei in het aanschijn van verschrijnde wonden!
bunman
Zon! De zon! Zon is de rooie roos van de dood! Haar geur toch, overleeft de nacht! En zij verwelkt niet noch is zij in haar schoonheden ontkracht wanneer ons 't licht verdwijnt!
friman
(in snikken uitbarstend)
Elzaro! Wezen van pijn en nood!
bunman
...wezen van regen...
friman
...van regenboog...
bunman
...leven...
friman
...nee, levensnood!
yorkafowru
Uit met dat spel, alsof jullie zelf dooie zielen zijn, een soort... onsterfelijke wezens, onaantastbaar van waarheid, waarde, drift zelfs! Geef me 't touw hier!
(wordt gegeven)
En geef
| |
[pagina 95]
| |
me dit ijzer!
(dito)
Elzaro! Buig dit kroebaal! 't Is je waarheid! Dan ga ík dit touw, géén illusie, recht-stijf maken!
E. doet een paar keer een poging, maar het buigen van het breekijzer mislukt; Y. laat een hardgeworden touw zien (goocheltruc).
yorkafowru
Dit is het wezen van al jouw gekakel: de macht verliezen over werkelijkheid én over de illusie!
(touw slap)
Haha, wat recht is maak ik krom, wat krom is recht! Dát is het recht slechts, van ons, godendom...
Op dat moment heft E. het kroebaal op: hij aksepteert zijn verlies niet en wil erop los slaan. Friman & Bunman rennen op hem af. Hij drijft ze in de koelissen. Hij gaat op Y. af. Deze staat er, zonder wapen, maar wijkt niet. Een diep vogelachtig gefluit begint. Een fantastische begeestering, waarbij de opnieuw stijfgegoochelde streng (touw) leidt tot hypnose: een soort toverstaf. Langzaam, langzaam laat E. zijn kroebaal zakken. F. & B. sluipen tevoorschijn, overmeesteren hem. Y. gooit dan het touw op de grond en zie: een slap koord is het! F. en B. binden E. aan de wagen vast ermee.
yorkafowru
Haha! Jów wapen kende geen magie... Want tussen waarheid en de waarheidswaarden heerst de staalharde werkelijkheid des doods! Tenzij de godheid er de Adem toe wil voegen: leven, me jongen, leven!
(De twee helpers binden E. vast aan de wagen; rennen vervolgens weg onder het roepen van:)
friman
Mi fri! Ik ben vrij! Vrij! Mijn schaduw heb ik eindelijk genageld! Mi fri! Fri!
bunman
Fantastisch! Mijn breekijzer houdt nu zíjn schaduw in z'n greep! Fantastisch! Fantastisch! En zíjn aanwezigheid is míjn magie! De god zit mensgevangen! Elzaro, ik heb medelijden fo je!
(Y. rijdt de kar naar het midden, vóórop)
| |
[pagina 96]
| |
- Fade Out -
- Einde Scène Tien -
| |
- Scène Elf -
(E. op de wagen vastgebonden, denkt na)
elzaro
Vreemd no? Vreemd! In mij... in mij waait zoiets als de binnenwind. De binnenbomen ruisen. Het binnenwater van mijn bron vloeit en vloedt. Rivier-o! Liba-hoooooo... yyy! Jij bent de stroom van 't leven!
yorkafowru
Liba! Liba! Srananliba! Krioroliba! Libisuma na wan riba-hooooo...! Rivier! O de inheemse wateren van 't land der levende! De mens is zelf een bedding van de levensstroom!
elzaro
Mijn aanstaande geliefde kwam tot mij, droom van een Winti, in de vorm van een tamanuwa.
yorkafowru
Een geest als miereneter?
(doet droom voor en speelt dus de tamanuwa-geest; legt eerst de ijzeren staaf dwars over E.'s borst als 'n soort kruisiging)
elzaro
Aay! aay! Hoor, zegt tamanuwa, ik ben eter van mierennest, termiet z'n nestwerk, z'n onderbodemwereld. Ik eet gevaar. Ik eet gepantserd. Ik eet felheid. Ik eet alles wat voor een ander de dood van het leven betekent.
yorkafowru
Ga door! Ga door! Dat ding wordt spannend als 'n broodboomvrucht of kalebas: 't is gegroeid, 't is gezwollen en 't barst nu van de rijpheden! 't Geurt en sleurt een wereld in z'n val! Ploppo!
elzaro
Tamanuwa dans z'n slome werkdans
(Y. imiteert)
...a temu! temu ta... tamanuwa!...a temu! temu ta... tamanuwa! Dan kijk! tá tama, die godsfiguur tamanuwa, steekt tong in de
| |
[pagina 97]
| |
lucht, proeft verte, hoogte, proeft de geest der winden. Tá tama zegt: zie deze huid, aay-ba! 't Herbergt jouw levensjaren, tá zwarte tamanuwa. Tá rept de slangentong, tá zingt, tá zegent: taki bóó-bóó pikin, mi smeri dede naini bro! Taki bóó, mi pikini, mi si wan weti naini si!
(vertaalt zelf)
Oh, ik zag de dood ver in de lucht... tá zag de rouw, de rotting, het verdriet dat negereigen is geboren.
yorkafowru
Tá? Welke tá? Is ik, ík, droomdoder van nature! ík spiegel je de tijd voor, van je leven. Jij met je bosbokkenkop! Weetje dan niet dat ik...
(snuift lucht op)
gekomen ben om je te waarschuwen? Voor de angst van de neger, zijn wanhoop, verdriet! Voor zijn verdruktheid, zijn woede, o, voor zijn vernedering, zijn zelfhaat en al zijn onmachten die als een storm in hem woeden, zodanig dat geen landschap in hem overeind zal blijven staan?
Ik proef... ik proef... de smaak... van de haat... die zijn obya, zijn zielgebodemde grondkrachten, in hem, bederft, tot het aas der waarheden. Lief, ja, de neger heeft lief. Ma' dan wíe? Niet zichzelf! Wel demon die hem gevangen houdt, zoals een kind een oranjeappel angstvol omklemt. Kind is in boom geklommen tijdens 't spel. Het plukt en eet de zure vrucht, waarna het gaat ontdekken hoe hoog of het zit. Dan wordt het bang, levensbang, klemt zich vast aan de hoogste takken en durft niet weer omlaag te keren, naar de vertrouwde mensenbodem... ik bedoel, de grond onder de mensenvoet.
elzaro
Wacht! Wat fo demon? Bedoel je... dat mijn aanstaande volk gegijzeld is? In de omklemming van...
yorkafowru
Ayi!
(beaamt dus)
Zoals een werkmier of bij zijn koningin haat, maar haar nooit zal doden, nooit gaat kúnnen doden, en werkt-werkt-werkt, zo zal de neger die jíj wordt, met
| |
[pagina 98]
| |
alle anderen in de koloniestaat het werk voor ‘De Majesteit’ verrichten, wie of wat zij ook mag zijn. Tot het bittere miereneinde - en dat ben ik!
elzaro
(opgesprongen)
Wuhaaa!!
yorkafowru
Zak je winti!: laat asjeblieft die wilde boosheid gaan! Want anders? Ik vernietig je!: m'e por' i buba gi y'!
elzaro
Heer die de dreiging heeft van de dood!
Masra! Granmasra! Zaaier van 't zielsbederf!
En gijzelmeester van het mensenverstand, hóór me no?!
Ik haat Uw wandaad. Maar ik kan U niet vernietigen!
yorkafowru
Aay! A so...! Zo is het en niet anders!
elzaro
Ik heb u lief, omdat mijn haat u geenszins treft.
yorkafowru
Hahaha...
(grijnst en bevestigt)
ènhèn! ayi! mhm! jawel, jazeker, meneer!
elzaro
Mijn broeders en mijn zusters wil ik liefhebben. Maar mijn verborgen haat jegens u, werp ik hén op 't hart. Ik haat ze, dragers van mijn ras, mijn kleur, mijn status, omdat ik anders door mijn haat mezelf tref... als 'n granaat die in de loop van het kanon... ontploft! ontploft! En zij... zij haten mij nog inniger, om hetzelfde, of om erger!
yorkafowru
Bravo! Geweldig! Geweldig! Gefaarlijk mooi gedaan, mang! Eén troost, mi boi [m'n beste], met de waarde van de smalle haardraad waaraan ons leven hangt: het is niet alleen jouw toekomstig lot. Het is dat van allen, allen, die zijn onderworpen... breek droom, breek!
(staaf opgepakt, slagen op 't houtwerk)
Elzaro, één ding, of je wil of niet: jij wordt straks neger, negerkind, neger z'n buikzoon, zwartbast en teerneger, basta!
elzaro
Neger no? Ik neger worden? Negerzoon van dát land, dáárzo, in de tropen, no? Van dát stukje Guyana-ellende? | |
[pagina 99]
| |
Wel luister, dan ga ik je één ding vertellen: die grond onder onze voeten waar we gezweet en gebloed hebben, gebloed! Waar we eeuwenlang niks anders zijn geweest dan voetenveeg en offerbeest om onze bast en om onderdanige slavernij! Diezelfde grond waar we massaal recht op hadden, is door onze overheersers onder onze voet verdeeld! Het is aan anderen gegeven, vanonder onze poten weggemaaid. Wij? Wat hebben we? De schat van niets in het kwadraat! Broederschap met eenieder die op ons stukje klootaarde meeademt? Okee! Maar dan zonder de schijn van ‘natie in verdeelde eenheid’ en dat soort gelul meer! Ik wil onze bloedvrijheid zien glanzen, als de ster van de eeuw, aay, aay! Onze tong hebben ze weg willen snijen: ze hebben ons tot onmondigen verklaard met in hun hoofd hún eeuwige heerschappij! En hún vernietiging! Onze dood! We zijn al eeuw- en eeuwlang onderweg: de ontwortelde kinderen van de Bantu's! Weg van Afrika! Weg van de zee! Weg van de plantage! Weg van onze geboortestad! Opgehoopt in vreemdemansland en verworden tot een bedelnatie! In de kansarme positie van smeekbedelende minderheid gemanoevreerd! Is het verwonderlijk dat we degene die we onze tegenstander noemen in de thuisgrond van ons hart oogluikend liefhebben, en dat we ons ware negerzelf om de onderwerping haten? Haten?! De zwarte zelfbloedhaternij? Doodstille zelfhaat!: nengre no lob' ensrefi!!
yorkafowru
Elzaro! Nee! Keten jezelf niet opnieuw! Vraag mij verstand! Vraag mij de helderheid meer dan de hartstocht! Vraag mij bewustzijn, geestesrijkdom...
(slaat driftig met de staaf tegen de wagen)
elzaro
Haat!
yorkafowru
Nee, liefde!
elzaro
Liefdeloosheid, haternij! | |
[pagina 100]
| |
yorkafowru
Nee, liefde, mensenliefde! Zie je dat huis... die straat...?
elzaro
Nee, ik ga niet! Yorka! Yorkafowru! Drager van de dood! Geef me mijn onbestaan terug! Geef me die zuiverheid terug van mijn kroon, de godsrust van mijn ongeworden ziel! Ik wíl geen onderdaan zijn van Oranje! Ik wil niet! Ik wil niet! Ik wil niet!
yorkafowru
(dreigend)
Ga no, ga! Je kunt... je kunt rijk worden, ga! Je... je kunt mooi worden, een glamour-boy die rijke meid versiert en goed z'n naaileventje leeft, met ovenwarme lekkerpoenta's [kutten]!
Je kunt... politikus worden, met geweldige invloed, macht en rijkdom, centen..., nee, gróót geld... internationale aanzien... volksvertegenwoordiger... staatsman, monetaire theorieman, rechter... bizonderman!
(als E. afwijzend blijft)
Ga, desnoods word je guerilla-leider, heersende sersjant, aay, legerhoofd, nono, échte bevrijder... ga! ga!!
(timmert op wagen)
elzaro
Ga no? Ga... en wees korrupt!
Ga, ga die last van neger dragen!
(Y. slaat, maar raakt E. niet)
Allerlei kese-kese: twisten en konflikten!
Allerlei hebi's: lasten, beproevingen!
(bam! Y. slaat nog eens: bam!)
Allerlei kuduntu's, mekunu's & kunu's:
het zielsverdriet, de blanke haatgesel,
de zwarte zelfhaatgeseling!
(bam! bam!)
Zwartemans kroon is de dood, is de dóód!
Is het dal - aw! - van de geschiedenis - aw! -
waar de karkassen van de eeuwenlange slavernij,
moord en verraad, ontworteling en pijn, píjn,
liggen te rotten zonder dat zij ooit kunnen vergaan!
| |
[pagina 101]
| |
Ik ga niet! Ik ga niet! Mi n'e go k'ka!
(gilt)
Way-o! Waay, mi nengre! Waaaaaay...!!!O negers, help!
(stuiptrekkend doet E. alsof hij sterft, terwijl Y. het spel meespeelt door imaginair hard te slaan)
yorkafowru
(ineens)
Genoeg gespeeld! Opo! Sta op!
(maakt touw los)
Denk niet dat ik jo zomaarzo terug laat gaan. Ik ga je leren! Martelen, met toekomst!
E. staat op, springt van de wagen af, wankelt, rent naar de verte, wil zich de eeuwige diepte inwerpen. Y. tracht hem daarvan te weerhouden, steekt de ijzeren staaf dwars vóór hem, duwt hem terug.
yorkafowru
Elzaro! Elzaro! Stop! Nee! Wat er ook in de toekomst met je gaat gebeuren, je hébt een keus! Stop! Stop! Wakti! Slavernij, burgeroorlog, massamoord, honger, dood, ellende, neger z'n frottigheden, je hébt 'n keus! Je hébt 't! Kijk!
(Y. tovert)
Metdien verschijnt er een jong meisje dat zingt en danst.
NB. De zogenaamde eigentijdsheden uit bijv. de tweede strofe kunnen eventueel rustig worden weggelaten. Ze maken het drama wel aktueel.
wenke
(zingt)
Look at me!
I 'm free!
I 'm free!
Geen tweede generatie
maar mijn eigen generatie.
Geen Derde-Wereld kind
maar een Eigenwereld kind.
Geen slavenmensen dochter
maar een spruit van het bewustzijn.
Uit het vrijemansgeslacht,
o, uit het vrije van de mens
ben ik geboren en gekweekt.
| |
[pagina 102]
| |
Gewassen en gereinigd
door een hand van mijn bevrijding.
I 'm free!
Oh, I 'm free!
(dictie met koor)
En met de pijn van de verhoudingen:
arm & rijk, rijk & arm,
de Noord-Zuid dialoog die zwijgt,
de strijd der supermachten
versus wapenlozen, moord om de wereldmacht,
kolonisatie van de mens, heb ik begrepen en
verstaan, dat er geen machtelozen zíjn!
Maar welke? Welke,
in de ware zin van het bevrijdend woord?
De wapens van de wereld: eenvoud,
hoop, vertrouwen in de zelfbevrijdende ontknechting.
(zingt opnieuw, nu snel; zwaait met doek en veegt symbolisch het toneel schoon)
Way-o, mi pasi, way-o!
Way-o, mi pasi, way-o!
(cirkelgang)
Open u, mijn toekomst, open u!
O, dat alles wat ons in de weg staat moge worden opgeruimd!
NB. Way-o, mi pasi, way-o is een dubbelzinnige tekst. Way-o! be-tekent: opzij, uit de weg! Maar het is ook de uiting van een kreet van pijn. Dus zoiets als: wee de weg die we gaan zullen! wee de weg die we gingen! wee mijn (levens)weg!
(De danseres/zangeres gaat af; Y. klimt weer op de wagen; E. wordt gemaand de wagen weer op te pakken (handvaten); E. en Y. maken cirkelgang.)
| |
[pagina 103]
| |
- Winti-intermezzo -
Opnieuw klinkt in muziek, zang, dans en (bij)spel de roep om de Grote Inspirator, Gebri.
- Einde Winti-intermezzo -
- Langzaam Dimmend Licht -
- Einde Scène Elf -
| |
- Scène Twaalf -
Y. & E. zijn half in het duister gehuld. Aan de rechterkant opdoemend licht. Y. staat met de ijzeren staaf omhoog, dreigt.
yorkafowru
Zo! Nu dat we dichtbij zijn, ga je me zeggen wát je ziet!
elzaro
(smekend)
No! No!
yorkafowru
Ik sla je beenderen kapot in je. Een oude gewoonte, van ver terug in de tijd, niks nieuws. Slaventijddinges!
elzaro
Wat bedoel je? En?! Neger aan rad gebonden, ronddraaiend? Of hangend aan een tak als levend fruit? Zure oranje?
(lacht bitter)
Of aan vleeshaak - alsof de geest in ons niet reeds een angel is?
yorkafowru
Sumul!! [Kop dicht!] Een rack bedoel ik! (uitspraak: rek) Een martelrack, als een kruis, maar dan in schuinse vorm, de menselijkste vorm allertijden!
elzaro
Ik weet niets. Ik ben ongeschonden toch? Bloedzuiver kind dat werelden vol onschulden bekent. Ik weet zo weinig dat ik leegte ben geworden, de allerleegste leegte, doodshoofd- | |
[pagina 104]
| |
leegte! Aay, is dat ben ik!
yorkafowru
Leegte no? Wel, ik ga je wijzen! Stop!
(dreigt)
Stop!
(E. stopt; Y. springt van de wagen af)
Sooo...! Leegte no? De ongekende wijsheidsleegte: zó diep 'n gedachte, dat alles in het niets verdwijnt, en... weer verschijnt!
(roept)
Friman! Bunman! Houden jullie hem vast fo me!
(Ineens spartelt E. tegen twee imaginaire figuren die hem vasthouden met gespreide benen, armen in de hoogte, vuist gebald. Y. gaat intussen naar de wagen, bouwt deze in een wip om tot een rock, dat is een houten balk die aan beide uiteinden uitmondt in een Y-vorm)
Zo! Binden jullie hem vast nu!: Un tay en!
(de tegenspartelende E. wordt door de onzichtbare B. & F. vastgebonden, terwijl Y. met de ijzeren staaf toekijkt)
Waarden en waarheden zullen je van nu af aan vernietigen! Een doodshoofdsleegte no? Een wijsheidswaarde die je niet wil zien... Hier! Kijk!
(scène uit de wereld, zoals in de inleiding omschreven)
elzaro
Nono! Nono! Ik wil niet zíen! Ik zie niks! Waay, ik kan geen waarheden ontkomen! Hellep!
yorkafowru
Hahaa... kijk daar! Kijk! Smijt je oog d'rop en loer 't, totdat het beeld uiteenvalt onder je blik, in gruwelijkheid z'n gruzelementen! Luku: kijk!
(opnieuw speelscène uit de wereld)
elzaro
Nono! Ik zie... ik... ik zie niks! Als dát de wereld is... ik wil niet! Nee! Verblind me oog desnoods, ik bid je!
yorkafowru
Hahaha...! Alweer denk je met goedkoop sterven er vanaf te zijn, levenslang de dood in te kruipen, kampioen van zuiverheid en onaantastbaarheid! Wist je niet, vogel met de zang van de noot die de vibratie van de mens in zich herbergt, de schoonste zang van liefde en verdriet, van vreugde ook, en welbehagen, heel de scheppingsmelodie, dat jóuw kreet, on- | |
[pagina 105]
| |
gezongen, niet het tekort der wereld doet vergaan? Dit keer zal het niet lukken in de uitvlucht weg te vluchten: wát zie je? Kijk! Kijk!! Wát zie je?
(Y. strijkt dreigend mei de ijzeren staaf over de hals van E., terwijl deze ligt te kronkelen, aan de imaginaire touwen vastgebonden aan het rack; Y. heft de staaf omhoog. E. blijkt bereid te praten)
elzaro
No! No! Ik... zie een poort...
yorkafowru
Wat fo poort? Zeg me, vlugvlug!
elzaro
Poort...! Tegen zo'n opening is mijn oog niet bestand... Zoveel licht! Zoveel dag! Ik...
yorkafowru
De waarheid en geen leugen wil ik! Wat zie je?
elzaro
Nee! Aw! Nee! Ik... ik zie bomen... groen... en goten... Een erf, lang, met huizen... kraan...
yorkafowru
Dit is pas het begin van het begin! Ga door!
(slaat tegen E. z'n schenen)
elzaro
Ik zie... mijn ogen voelen 't ijzer... aw!
yorkafowru
Verdomme! Ik wil weten wat je ziet! Geen leugen!
elzaro
Aw! Nee! Ik kán 't je nie zeggen!
yorkafowru
Elzaro kijk! De poort! Geboorte! Ga no?! Ga!
elzaro
Ik ga niet! Me n'e go k'ka!
yorkafowru
De poort Elzaro! De poort naar leven, hoop, vertrouwen! Geluk! Rijkdom misschien. Welvaart en kennis! De poort die jou naar het land zal voeren dat ooit jouw aanstaande vaderland heeft geknecht. En dat jouw volk opnieuw kansen geeft...
elzaro
... als tweederangsfiguur, als bedelnatie! Als slikker van het vuil der willekeur!
yorkafowru
Als kansenschepper! Als genoegdoener! Ga | |
[pagina 106]
| |
Elzaro! Je zal het daar in dat land beter hebben dan je 't ooit gehad zult hebben in het land dat jouw geboorte als negernieuwe kind toejuicht.
elzaro
(kotst bijna)
Dood... honger... armoe, ze kunnen me niet tegenhouden. Diskriminatie niet, geen politieke onderdrukking noch uitbuiting. Maar wat ik zie! O god, wat deze ogen zien: daar... die negers... ze haten elkaar! Diep in hun hart houden ze meer van blanken dan van zichzelf. Neger die neger háát. Waaay!!
De zelfmoordpoging van mijn ras, ondersteund en toegejuicht door hen die ons altijd gehaat hebben, haat, dubbele destruktieve haat! Wat moet er van ons overblijven?
(besluit)
Mi n'e go k'ka! Ik ga niet, absoluut!
Y. komt nu aanrennen met een kalebas.
yorkafowru
Kies! Nunu! Kies: dood of leven?
elzaro
Dood! Dood! Absolute dood!
alma
Waay, mi pikin! Wee dit kind! Me buik vergaat van pijn, pijn, pijn! Wat een lekeku: kommer, last, pijn...
yorkafowru
(geeft uit kalebas)
Goed! Dan drink dit! Dringi! (E., nog steeds gebonden, drinkt)
Je vroeg om het wonderkruid? Om het woord? Om de dans? Je dans heb je gehad, een dans die het moordende besef ontketent van wat jou allemaal te wachten staat! Het woord, woord no?, dat jou verteld heeft, wat de wereld weet, maar wat ze steeds opnieuw dreigt te vergeten. Het bloeddrama van de vergaande werkelijkheid!
En nu het kruid, het wonderkruid dat je geneest van alle aantasting door de historie.
(E. heeft gedronken, merkt ineens dat zijn boeien er niet zijn, richt zich op, wil weggaan, tolt, valt dood.)
yorkafowru
(zingt een begrafenislied)
Troki wan alasi-o.
Mi yando mama!
| |
[pagina 107]
| |
(zegt)
Het helaas van mijn kreet, de smart van mijn roep! Ik zal voor je dansen, Elzaro. De dodendans der oude negeren.
(danst om lijk, strooit met rijst, brandt kaars of oliepitje, dekt lijk toe)
Maar dit is niet genoeg. Liefde, alleen liefde kan ongedaan maken wat haat vernietigt.
(neemt kalebas, geeft na twijfel de dode E. te drinken)
Je bent gegaan. Nu, met het woord, de dans en dit kruid, roep ik je opnieuw tot leven.
(prevelt magische gebeden)
De herrijzenis van de hoop. Sta op!
(E. staat verwonderd op)
elzaro
Tan? [Hè?] Wat is... wie ben jij?
yorkafowru
Ik ben Yorkafowru, dood z'n boodschapsvogel. Ik...
(ineens weet E. weer wat er aan de hand is)
elzaro
Dood! Ik wil dood! Laat me! Dit is geen zelfmoord om 't kwaad, maar naar de letter van het woord: moord door de zelfhaat! De zelfhaat van het negerbloed, gevloeid aan de zelfkant!
alma
Waay! Waay, mi bere! O me buik! Wat een pijniging! - Winti-intermezzo -
Wanneer tenslotte duidelijk is, dat Yorka E. nu absoluut in zijn greep heeft en hem tot in de dood overheerst, springt Afrankeri op en gilt om de Gebri; dat wil dus zeggen: zij is niet echt bevlogen, maar doet alsof.
Als de gemeenschap daarop reageert met zang, muziek, het aandragen van obya's [amuletten, magische brouwsels oftewel medicijnen (dresi's)], alanya's [oranjevruchten en/of -bloesems], etcetera, verschijnt de kwelgeest Bakru weer ten tonele. In haar schrik schiet Afrankeri plotsklaps uit haar rol. Dat leidt tot hilariteit. | |
[pagina 108]
| |
afrankeri
Al was 't nie echt, ik... ik wilde alleen maar helpen!
(Iemand raakt van de Bakru bevlogen en eist z'n muziek en liederen op; aan het lied, de manier van dansen, spreken enzovoort wordt de Bakru herkend.)
afrankeri
Kijk... de kwelgeest is terug, mijn god: Bakru kon fu rigeri baka agen!
De persoon die bezeten is van de Bakru komt dreigend met een stok op haar af; dan ineens... raakt iemand anders bevlogen van een Leba-geest; deze eist z'n muziek en liederen op en begint ook al op een ‘Leba-manier’ te dansen.
afrankeri Vlug! De Leba is ook terug! Me jeses! De Leba [de Wegbereider en bewaker van de Levenswegen] valt de Bakru [de Kwelgeest dus] aan, drijft hem terug, waarbij de Bakru steun zoekt bij Yorkafowru en de Leba van de situatie gebruik probeert te maken door een poging te wagen Elzaro te ontzetten. Twee tegen twee dus. Het komt tot een korte konfrontatie tussen Yorkafowru & Bakru samen, tegen E. en Leba, waarbij de laatste twee het onderspit delven. Fluks drijft de Bakru de Leba triomfantelijk met een prasarabezem [een soort toverbezem] mee naar ‘het Duister’ [de koelissen in]. E. blijft ten tonele, nog steviger dan eerst in de ban van Y. - Einde Winti-intermezzo -
elzaro
Hier, dit is mijn besluit!
(drinkt opnieuw, tolt, valt weer dood)
yorkafowru
(herhaalt het ritueel, nu met de spanning van de twijfel)
Onze herrijzenis leeft met de hoop.
Ons zal de toekomst van dit leven niet vergaan,
geen uur, geen dag, geen tijd.
Nengre pikin-o! San na a pen di e kwinsi yu na bere so?
| |
[pagina 109]
| |
A krakti fu wi tata no ben de fu soso!
(vertaalt)
Zoon van het negerhuis, sta op!De kracht der vaderen verloor geen dag
z'n diepe waarheidswaarde, noch z'n wil.
Sta op, in de gezegende woorddans
van wat negerkruid met z'n geneeskracht is!
Leven is je magie!
elzaro
Waar... waar ben ik? Wie ben... jij?
yorkafowru
Ik ben Yorkafowru, dood z'n boodschapsvogel.
vrouwenstem
(met kreet)
Waay-o, mi nengre! Waay!! Wee negers! Wee het negerdom!
elzaro
Waar... waar ga ik?
yorkafowru
Weet je niet? Naar een feest! De wereld, één groot mensenfeest! Ga no?! Ga! Je tijd is klokrijp nu! Ga, ga!!
elzaro
Nee! Ik ga niet! Ik wil niet! Me Kra die de geest is in me, wil niet! Me Jeje, die me Zelf is, wil niet! Me Dyo-Dyo wil niet: aay, me hele negerzijn wil niet!
yorkafowru
San?! [Wat?!] Al die tijd heb je 't dus echt staan menen, no?
(geeft magisch teken)
Friman! Bunman!
(de twee onzichtbaren ketenen E. opnieuw vast)
elzaro
Nono! Vergeef me, spirit die ikzelf ben, geketend aan het lot der eeuwigheid dat dóórbreekt in een godsmoment waarin een mens het leven leeft, maar dan met goddelijke kracht... nono! nono! Ik gá niet!
yorkafowru
Je moet! Je moet!
(slaat)
elzaro
(kermend)
Ik... ik...
Yorkafowru heft nu de staaf ijzer hoog op, alsof hij de genadeslag wil geven.
elzaro
Ik... ik... zie een boom. Oranjeboom, vol bloesems! | |
[pagina 110]
| |
Nee, ze zijn geen bloesems! Ze zijn mensen, een plantsoen! Ik zie ze... aw! Iets valt vlak voor een drempel! Het is... Hand! Een hand raapt 't op! Een vrouwenstem... ze is... aw! Een mannenstem! Hé kijk! Dat ding springt in het donker! O! Het is geen rat! Geen vleermuis! Nee! Het is...
yorkafowru
Snel! Spreek! Spreek!
elzaro
Alma, vrouw! Ze is gezegend! Vol van zwangerschap!
Ze zal dit kindje baren, springlevend kleine neger,
vol met krenteharen, aay!, levenslang gebonden aan zijn ras...!
yorkafowru
Leugenaar! Je ziet en je hoort het verhaal van de búúrman! Zíjn kind dat is doodgeboren! Dat boodschapsmeisje... Dát zie je! Leugenaar! Leugenaar! Dát kind... ben jíj!
Met een gruwelijk geluid slaat Y.E. voor het laatst. Deze geeft een ingehouden schreeuw, sterft, z'n mond wijd open, bloed loopt eruit. Rare geluiden van voldoening uit de vogelbek van Y.
yorkafowru
(fluisterend)
Vleugels! Ik heb me vleugels weer! Me vleugels van rouw en bloed!
(maakt aanstalten om op te vliegen)
- Winti-intermezzo -
De drums beginnen nu op hun maximum te spelen. Alabasya [het mag ook Sufra zijn] krijgt eindelijk z'n Gebri-geest. Met alle geweld (het grijpen van een houwer [een soort kapmes of machete] en het zich ermee kappen zonder dat er bloed vloeit, met vuurdans, het op glas kauwen etcetera, niets en niemand ontziend geweld, breekt de Gebri, opgestuwd door medestanders waarvan sommigen ook bevlogen raken, door de linies van de ‘tegenstanders’ heen; maar... te laat: E. is al opgeofferd en Y. staat klaar om te vertrekken.
Y. duikt bij de nadering van G. eerst achter de wagen, en blijft daar diep gehurkt zoals in het begin, maar schiet plotsklaps tevoorschijn | |
[pagina 111]
| |
en verdwijnt met een verschrikkelijk lawaai.
boodschapsmeisje
Zon! Zon! Mamanten doro: het is ochtend nu!
De winti-pré-gangers schieten toe, het lijk van E. wordt afgelegd met een was-prati [afscheidsritueel] of een (stukje) Yorka-banya [dodenritueel] met zang en dans [lied: Malengri de na ondro gardeng oftewel ‘Verborgen Leed’].
NB. Het stuk eindigt aldus met een dubbele katharsis: zowel van individuele als van kollektieve zijde wordt er afscheid genomen van de geest van het verleden. - Totale Eenheid Hoofd- en Bijspel - Een fijne, lyrische muziek zwelt zachtjes aan. Dansend komt er een vrouw in een prachtig gewaad, uit de richting stad. Ze danst naar het lijk van E. Plaatst al dansend een oranjevrucht met één blad aan de steel, precies in zijn geopende mond. NB. Het laatste gezang mag ook in de Winti-stijl worden gezongen.
zang
Yu no mu kré fu mi-o!
Bika mi neti,
na dungru a de tya.
Yu no mu ke fu mi-o!
Bika mi sari,
na krin a de tya.
Ween om mij...
O, ween níet om mij,
maar wees verblijd.
Want voor mij
is de nacht
thans voorgoed voorbij!
| |
[pagina 112]
| |
Oh, weep for me...
Weep not for me
this new morning...
- Langzaam Fade Out -
- Einde Scène Twaalf -
- Einde Spel -
|
|