| |
| |
| |
‘Volgens ons heeft de bevrijding door Christus niet alleen betrekking op het verbreken van innerlijke ketenen, maar ook op het opheffen van de uiterlijke slavernij...
Door middel van krachtige aktie moeten de zwarten bevrijd worden van hun slavenmentaliteit, hun minderwaardigheidscomplex, hun gebrek aan zelfvertrouwen en de nooit eindigende afhankelijkheid van anderen, die leidt tot zelfhaat.’
Desmond Mpilo Tutu
| |
| |
| |
Inleiding
Wat is geschiedenis?
De beantwoording van deze vraag laat ik over aan de historici. Voor een vakkundige beantwoording ervan verwijs ik de nieuwsgierige leek naar het boek van E.H. Carr, getiteld: What is history? (verschenen als Pelican Book).
Een van de saillantste opmerkingen in genoemd werk is die, waarin gesproken wordt over de interpretaties welke vaklui plegen te geven aan het feitenmateriaal dat het vak geschiedenis oplevert.
Een historicus, aldus Carr, ziet nooit de feiten los van zijn eigen tijd (waar hij zelf door gevormd is). Onze tijd bepaalt dus mede onze blik op het verleden, hoe waardevrij wij onze opinie ten opzichte van de verleden ook pogen te houden.
Maar dat is uiteraard niet alles; het gaat mij niet enkel om deze vraag of het antwoord daarop, maar juist om een aantal konklusies die je daaruit kunt laten voortvloeien of stellingen die je naar aanleiding daarvan kunt poneren.
| |
Wat is de uitwerking van de geschiedenis?
Deze vraag nu, voortkomend uit de vorige paragraaf, probeert het thans volgende toneelstuk te beantwoorden bij wijze van ‘theater feit’.
De Doodsboodschapsvogel/Elzaro & Yorkafowru (de eerste versie dateert uit 1978) is het verhaal van een dubbele zwangerschap. Twee vrouwen zwanger dus. De één baart een kindje, terwijl de ander net zwanger zou zijn geraakt en er dus nieuw leven
| |
| |
ontstaat; deze tegenstelling (voldragen zijn versus nieuw ontstaan) wordt vervolmaakt, doordat er sprake is van één doodgeboren kindje en één kind dat (eventueel) blijft leven.
Nu rijst de vraag: welke van die twee vruchten is de foetus Elzaro? Is hij voldragen [dus rijpe vrucht, maar ook: volwassen of volwaardig mens] of blijft de foetus steken in de wordingsfase? Komt hij levend ter wereld of sterft hij af vóór zijn geboorte? Kan een (onrijpe) vrucht als een ‘individu’ beschouwd worden, met een eigen bewustzijn? Indien dat zo is, hoe verklaart men dat? Kan een kind-in-de-buik zichzelf afdrijven? Verkeert een ongeboren kind in onze mensenwereld of moeten we spreken van een ‘voorwereld’, dan wel een wereld die ‘geschiedenisvrij’ is, dus a.h.w. onbeladen en onbesmet door de menselijke handeling? Een wereld waarin de handeling dus a.h.w. niet hoeft te worden verantwoord omdat daar niet ónze normen gelden? Hoe verloopt dan het kontakt van zo'n ‘individu’ met de mensenwereld? Via de moeder? Of met ‘de abstrakte ogen van de voorwereldse waarnemer’, zoiets? Kan deze, als individu, überhaupt ‘waardevrij’ naar ónze wereld kijken?
Legio vragen dus, waarvan het stuk slechts een aantal poogt te beantwoorden. Wel is het van belang dat men beseft vanuit welke optiek dit hele gebeuren als verhaal geschreven is.
Anders dan bij het gemiddelde Nederlandse toneelstuk is dit drama geschreven vanuit de Surinaams-kreoolse denk- & belevingswereld. In die zin geeft het stuk tevens een kijkje in een ander kultuurpatroon en is de werking, om een moderne term te gebruiken, uiterst ‘interkultureel’ van opzet.
Het wil tevens niet wéér het zoveelste stuk zijn, dat zwarten tegenover blanken plaatst; eerder geeft het de zwarte-als-mens een spiegel in handen, waarmee hij (en dus ieder van ons met hem via de theatrale werkelijkheid) in zijn (onze) eigen ziel leert kijken.
| |
| |
| |
De Winti-achtergrond
Volgens de kreoolse geloofswetten (dus volgens de Winti, een kreoolse levensleer in Suriname, in het bizonder de religieuze kant ervan) krijgt elk kind, als het eenmaal gekonsipieerd wordt - de bevruchting van de vrouw dus - een geestelijk ouderpaar van Anana. Dat is zoiets als god, de oer-ouder, enzovoort.
Ieder individu bezit aldus twee krachten, een mannelijke en een vrouwelijke, de Man-dyodyo en de Uma-dyodyo. In kristelijke termen spreken we van een engelbewaarder. In het Oosten spreekt men van ying en yang. In de (westerse) psychologie daarentegen heeft men het over het ik en het Alter Ego, over het Onbewuste en het Bewuste [waar het Onderbewuste bij zou horen], enzovoort.
Al deze termen kunnen, in verband met het ‘vertalen’ van het begrip dyodyo uiterst verwarrend werken. Want de psychiatrie benoemt zulke zaken weer anders dan de psychologie. Ook in de kreoolse kuituur zelf, zijn er grote verschillen ten aanzien van het benoemen van de ‘ik-krachten’. Zo bezit een individu naast zijn dyodyo een kra, een yeye en een yorka. Het zijn allen psychische komponenten van elk individu, zoiets (maar dus niet hetzelfde) als psyche en bewustzijn of ik, maar dan telkens vanuit een andere regio benoemd of vanuit een ander standpunt bekeken (het Heden, het Verleden enzovoort).
Om aan te tonen hoe ingewikkeld de zaak ligt, geef ik aan, dat Winti, in tegenstelling tot wat men doorgaans verkondigt, bepaald niet alleen een godsdienst is, maar eerder een levensfilosofie, waarin uiteraard godsdienstige, maar ook medicinale dan wel curatieve [geneeskundige], filosofische en andere aspekten zitten.
Het beste kunnen we over Winti spreken als: een kreools-orale bestaansfilosofie, een denk- & doewereld, die door een aantal principes wordt beheerst. De basisidee daarbij is dat elk ding,
| |
| |
elke entiteit, in wezen bestaat uit twee gelijke dan wel gelijkwaardige elementen, die bij elkaar worden gehouden door een derde element, de bestaanskracht. Deze funktioneert op twee manieren: zij houdt iets samen én verdeelt het minimaal in twee.
Elk individu of voorwerp bestaat dus uit twee dingen, waarvan het bestaan door een dubbel werkende kracht wordt bepaald: a) de kracht roept tevoorschijn, konsipieërt [schept] en houdt daarna in stand [doet existeren, houdt dingen bijeen, houdt levend];
b) de kracht doet verdwijnen, destrueert [ontbindt] en separeert [scheidt].
Je zou dus kunnen spreken van een ‘filosofie’ die op allerlei nivo's van kunst en het menselijk handelen zich laat gelden en die op puur natuurlijke verschijnselen is gebaseerd: het is bijna ‘chemisch’: a.h.w. de krachten die op alle mogelijke molekulen uitgeoefend kunnen worden. Er zit natuurlijk wel iets speciaals aan deze ‘orale filosofie’ en dat is, dat men er steeds vanuit gaat dat, welk proces er ook plaatsvindt, er sprake moet zijn van een soort ‘dynamisch evenwicht’.
Vanuit zo'n centraal idee is de muziek, maar ook de dans, de zang, het houtsnijwerk, enzovoort - met de nodige lokale varianten - opgebouwd. Vandaar ook, dat men in de Winti uitgaat van twee ‘werelden’: Krin, het Licht (onze dagelijkse werkelijkheid, ofwel de mensenwereld waarvoor het normale bewustzijn geldt) en de wereld van Dungru, het Duister (de goden- en geestenwereld, de paranormale wereld, het metafysische). Het zijn werelden die zich nauw met elkaar kunnen verstaan.
Er is daarbij niet zozeer sprake van ‘gescheiden ruimten’, maar eerder heeft de mens de godenwereld in zich, een wereld vol geheimenis, die zich van tijd tot tijd (met het individu als medium) rechtstreeks (bezeten worden, in trance raken, een droom krijgen, bezocht worden) of via een priester (orakel) kan openbaren.
| |
| |
Wanneer iemand bevlogen zou raken is het dus beslist niet zonder meer zo, dat een boze geest (de duivel) vanuit een soort apart staande hel in hem of haar zou varen. Ook een ‘goedaardige geest’ komt niet zomaar van ver. Het is dan gewoon zo, dat men, eenmaal in trance, een deel van z'n pyschische werkelijkheid naar voren doet treden, net zoals men - in de psychiatrie - al of niet onder hypnose, op slag een geheel andere identiteit kan vertonen. Zoals een volk politieke angst projekteert op een bepaalde diktator en lang nadat hij geleefd heeft hem overal kan zien opdoemen, zo kan in de Winti een bepaalde geest of god de funktie van angstverwekker, bedrieger, kweller, ziektebrenger, maar ook priester, genezer, raadgever enzovoort vervullen.
Dat men praat over geesten/goden uit ‘de Lucht’, ‘het Bos’, ‘het Water’, ‘Afrika’, enzovoort, is meer een soort projektie van iets wat men innerlijk ervaart op de normale buitenwereld. De geest of god, als persoonlijkheid die bezit neemt van iets of iemand, moet tenslotte aanwijsbaar ergens vandaan komen. Maar het hoeft niet altijd letterlijk zo te zijn.
Dat de ‘Winti-krachten’ zich als persoon openbaren heeft meer te maken met het feit dat je daardoor met je normale zintuigen er kontakt mee kunt krijgen, ze kunt konsulteren, zoals je een dokter om een medicijn vraagt, of zoals je een huurmoordernaar op pad kunt zenden.
Wat het begrijpen van Winti enigszins moeilijk - maar dus niet vreemd - maakt, is het feit dat er zo'n heel andere denk-, voel- & interpretatiewereld aan vastzit.
Mogelijk is het voldoende dat men verstaat, dat de negerkultuur als eeuwenlang verketterde en onderdrukte kultuur, door vele negers zelf nieteens behoorlijk wordt begrepen. Men heeft er een ontzettende angst voor en is bang voor ‘primitief’ te worden aangezien. Of - en dat is nog sprekender - men is bang om als westers opgevoede neger, eenmaal gekonfronteerd met ‘stam- | |
| |
pende tamtams en wervelende Winti-zang’, het hoofd te verliezen. Want juist degenen die geen raad weten met hun Winti, die diep vanbinnen als neger gefrustreerd staan ten opzichte van ‘negerdinges’, die raken vaak precies tegen hun wil intens bevlogen en doen dingen waarvoor zij zich achteraf diep menen te moeten schamen.
Laten we eerlijk zijn: Hamlet en dergelijke ‘grote’ rollen spelen is het ideaal van de aankomende zwarte akteur. Maar als hij aan de hand van een sublieme ‘zwarte’ tekst een magistrale zwarte rol moet spelen, dan komen er ineens bergen bezwaren tevoorschijn. Het is niet alleen een kwestie van het ‘vertrouwd zijn met grote blanke rollen dankzij de toneelschool’ of het ‘gekonditioneerd zijn door blanke rollen dankzij het geldende en overheersende toneelbestel’; het is ook een kwestie van angst, paniek zelfs: de ingeburgerde angst van de neger voor de diepgang van het negroïde!
In die zin is het spelen van dit stuk voor zwarte akteurs (m/v) niet alleen een uitdaging, maar veelal ook een rechtstreekse konfrontatie.
Terug naar de kern van de orale filosofie zelf.
In wezen leidt alles dus een dubbelbestaan op basis van een dubbele kracht. [Zie voor een uitgebreide beschrijving en verantwoording van deze visie het speciale hoofdstuk met een studie, gewijd aan de kreools-orale filosofie, in mijn boek Lelu! Lelu!/Het Lied der Vervreemding, In de Knipscheer, Haarlem, 1984]. Vanuit voornoemd konsept beschouwd is ons de dubbele zwangerschap, maar ook de ‘dubbel’ van volgroeid-onvolgroeid, dus niet meer vreemd.
Elzaro, ons eerste hoofdpersonage, een jongen, ontmoet op zijn weg Yorkafowru, letterlijk: (de) Geestenvogel.
Is dat zijn dyodyo-kracht [zijn beschermengel, die a.h.w. buiten hem staat en als begeleider fungeert]? Of is dat zijn yeye, z'n
| |
| |
innerlijke gesteldheid, z'n totale bewustzijn? Of zijn kra, zijn ego, zijn psyche, die uitgedrukt zou kunnen worden in de kombinatie van het Onbewuste plus het Bewuste?
Yorka vertegenwoordigt met name het sterfelijke deel in iemand. Maar is dat nou zoiets als ‘het verleden’ dat reeds achter hem (en de zijnen) ligt? Of is dat het vergankelijke deel van zijn huidige bestaan? Twee kleine vragen met grote filosofische dan wel logische implikaties! Allebei de vragen kunnen op hem betrekking hebben in individuele zin, maar ook als ware hij een soort: ‘de neger’, ‘de mens’, ‘elk levend wezen’.
Over (de) Yorkafowru, ons tweede hoofdpersonage, volgt later meer. Laten we eerst kijken naar de weg die Elzaro aflegt en waartoe die leidt.
Er is een kind op komst, dat straks in een kontekst terecht zal komen, die wij omschrijven als: een natie, een land, een volk, enzovoort. Dit land heeft uiteraard een eigen geschiedenis.
Erft dit kind dan sowieso deze geschiedenis? Of modificeert dit nieuwe leven de voorafgaande geschiedenis? Met andere woorden: verschilt een generatie per definitie wezenlijk van de daaraan voorafgaande? Of hangt het verschil van elke nieuwe generatie onverbrekelijk samen met het bestaan en de ervaringen van de vorige? Hangt het verschil tussen de generaties af van hetgeen zij ieder afzonderlijk ervaren?
Aangezien een nieuwe generatie nooit ter wereld komt zonder een fysieke plus geestelijke erfenis, luidt de eigenlijke vraag: kunnen kinderen écht beladen zijn door het verleden van hun ouders? En wat belangrijker is: kunnen zij daar nog iets aan veranderen, liefst ten goede?
De kreoolse kultuur gelooft daar wel degelijk in. Niet voor niets kent men begrippen als kunu en fyofyo.
Het eerste houdt een soort geestelijk onheil, 'n soort ‘erfzonde’, in en het tweede is onheil dat een kind kan overkomen wanneer de ouders ruzie maken.
| |
| |
Stel dat een vrouw tijdens de zwangerschap in konflikt met haar man komt te verkeren en dit konflikt wordt niet tijdig bijgelegd, dan kan het kind (vóór, maar ook ná de geboorte) van deze ‘psychische last’ ziek worden, zo zeer zelfs, dat het er meestal aan sterft indien men niets daartegen doet.
Maar, dat kan natuurlijk pas wanneer een (ongeboren) vrucht daadwerkelijk als individu het konflikt kan ervaren! Daarbij moet men niet alleen denken aan de spanningen bij de moeder, waarvan het rechtstreeks de gevolgen ervaart. Ook de idee dat kinderen [van welk punt af?] letterlijk met een eigen geest alles meemaken is de kreoolse kultuur niet vreemd.
Hieruit laat zich konkluderen, dat een kind, als zelfstandige entiteit [als individu dus], via de eigen Wil zichzelf, indien het dat wenst, zou kunnen aborteren, bijvoorbeeld omdat het de mensenwereld als ongewenst beschouwt. Kan dat? Mág dat van ons? Wat zouden wíj eraan kunnen doen teneinde zoiets te vermijden? Zouden we überhaupt iets daartegen kunnen ondernemen?
In ons geval is het Elzaro die komt te beseffen in welke geschiedkundige kontekst hij zal komen te verkeren: hij wordt kind van ouders die voortkwamen uit een gekoloniseerde maatschappij.
Konkreet gezegd: hij zal de (erf)last van het negerschap ervaren. Wil hij dat? Heeft hij de keus zijn bestaan alsnog ongedaan te maken? Kunnen wij hem van het tegendeel overtuigen? Kunnen we - desnoods via de krachten van Dungru, het Duister - ingrijpen?
Aksepteert hij de toekomst door bijvoorbeeld daaraan voorwaarden te verbinden, in de zin van: ‘Ik ga alleen indien ik ten aanzien van de geschiedenis van mijn volk een missie kan vervullen’? In hoeverre valt überhaupt een persoonlijke geschiedenis samen met een kollektieve?
Er is geen enkel volk waarvan de geschiedenis niet op één of
| |
| |
andere wijze beladen valt te noemen. Hoogstens kijkt het ene volk wat glorieuzer, wat triomfantelijker op tegen de eigen geschiedenis, dan het andere.
Maar dat is slechts de bedriegelijkheid van optiek: zogeheten heldendaden uit een ver verleden worden opgehemeld, terwijl de dieptepunten - oorlog, moord, opstanden, maar ook pure volkswaan(zin), diskriminatie van minderheden, etcetera, worden vergeten. Dankzij materiële welvaart kunnen sommige naties zich dichter bij het paradijs wanen dan andere; over de prijs daarvan - duizenden gifbelten, een vergiftigde toekomst voor komende generaties, of het regelrecht parasiteren op anderen - wordt liever niet gesproken.
Het zal inmiddels duidelijk zijn dat niet alleen Derde Wereld volkeren te lijden hebben van historische beladenheid; hoogstens kan men zeggen dat de feiten uit het verleden bij hen veel sterker in negatieve zin doorwerken in het heden en dat zij zich daarom veel bewuster zijn van de opofferingen die zij zich moeten getroosten.
De vraag rijst dus of Elzaro, indien hij niet voort zou komen uit ‘de negerbuik’ maar een blank kind in wording was, van enige beladenheid had gesproken. Ik meen van wel. Wie hij ook is, Oosterling, Westerling of Derde Werelder, zijn opdracht kan alleen luiden dat hij het ‘menselijk’ bewustzijn van allerlei hebi's [lasten, konflikten] bevrijdt.
Maar... moet hij niet bij voorbaat tot ‘waanzinnige idioot’ worden verklaard om zelfs ook maar iets dergelijks te pogen?
We hebben met het geval Elzaro trouwens allang niet meer te maken met een individu, maar met een soort Elckerlyck-figuur, een personage met universele waarde. In die zin zegt hij niet alleen iets over een volk, ‘het zijne’, maar vooral over de relaties tussen volkeren.
Waarmee we zijn gekomen op het punt van mogelijke invulling van sommige - ekspres opengelaten - passages van de zijde
| |
| |
van de regie: het stuk leidt tot interpretaties over armoede, racisme, feodaliteit, korruptie, diktatuur, uitbuiting, slavernij, maar ook verzet, enzovoort.
Het is zodanig opgebouwd, dat er op bepaalde momenten ‘stille scènes’ kunnen worden ingevoegd, die bepaalde uitspraken konkretiseren in de vorm van ‘aktuele beelden’.
| |
De figuur van Yorkafowru
In Suriname kan men de yorkafowru [letterlijk: geestenvogel] weleens horen krassen. Men zegt dat deze ‘onheilsvogel’ de dood aankondigt. Om het naderende kwaad af te wenden vloekt men bij het horen van de kreet. Die vogel betekent immers op zichzelf al een vloek, dus vloekt men luidkeels terug. Aldus heft men een vloek op met een tegenvloek.
De vogel zelf hoeft niet altijd een uil, valk of een nachtkraai te zijn. Veelal is het de buta-buta [Latijn: caprimulgus negrescens], een nachtvogel, die men overdag onder gebladerte of in de kom van een boomtak slapend aantreft. Hoewel de nachtvogel naar soort varieert gaat het uiteindelijk om wat deze vertegenwoordigt: het nachtwezen, de duivelskracht, dood & doem, onheil, gevaar, enzovoort In die betekenissen, alle samengevat in ‘doodsboodschapper’, is de vogel evenals Elzaro universeel te noemen: (de) Yorkafowru als personifikatie van het begrip ‘Dungru’.
Maar dat betekende toch niet alleen ‘Duisternis’? Het was toch ook de positief geladen goden- en geestenwereld, een wereld die bovendien niet perse buiten Elzaro als individu zou liggen, eerder in hem (en in ons)? Is Yorkafowru wellicht zoiets als ‘de Godzijde’ van Elzaro?
Het dood-aankondigende aspekt van yorkafowru, de geestenvogel als mythische ‘aanspreker’ dateert uit de slaventijd, toen velen bij ziekte meest onverzorgd levend lagen te verrotten. De
| |
| |
stank van de etterende wonden trok stinkvogels, maar vooral uilen en ander nachtgedierte aan.
De geestenvogel ontleent niet alleen daaraan zijn status als doodsboodschapper. Volgens het kreoolse volksgeloof kun je in iemand die op korte termijn zal sterven reeds een aantal dagen tevoren de dood ruiken, bij wijze van stille ontbinding. Zo kon een goede vroedvrouw al van tevoren voelen of weten, wanneer een baring de dood (van moeder of kind) met zich zou meebrengen.
Een sabiman, iemand met helderziendheid of magische kunde, kan je nog altijd vertellen wie er allemaal binnenkort doodgaan. Acht dagen voor iemands overlijden dromen goede vrienden en familieleden, zoals het heet, met hem of haar. Het afscheid is dan reeds gaande.
En wat nog sterker is: er vindt diep in de nacht reeds acht dagen voor het overlijden een begrafenis plaats, waarvan de geestenstoet met baar en al door de straten trekt. Een soort spiegelbegrafenis dus, ook weer beantwoordend aan het orale grondbeginsel [oraal wil hier zeggen: volgens de regels c.q. principes van de traditie der mondelinge overlevering].
Yorkafowru als personage heeft ook aspekten van een verlosser in zich, een bewustmaker; hij is dus allerminst ‘puur negatief’ geladen!
En last but not least: een van de grondgedachten in de kreoolse traditie is dat er geen leven is zonder dood of omgekeerd. Daarmee bedoelt men dat de dood in het volle leven zit en dus eigenlijk niet iets is wat zich pas op het allerlaatste moment in iemands bestaan aankondigt.
Dungru, het Duister, de Nachtzijde van ons bestaan, de Hogere Wereld, de wereld der goden en geesten, is altijd met ons, bij ons, ja, zelfs in ons. Dit strookt perfekt met de uit Afrika afkomstige gedachte dat we onze voorouders met ons meedragen: hun yorka [geest v.e. overledene] of hun A(mn)puku [erfgeest]
| |
| |
is altijd bij ons, en wel vanaf het eerste moment dat we bestaan. In Elzaro's geval kunnen we dus zeggen, dat de zwarte identiteit voor hem als aanstaand negerkind reeds in de buik bestáát! Aldus dragen we [zie Jung e.a.] letterlijk het voorouderlijke bestaan in ons en met ons, hun reddende levenskracht, maar ook hun ziel [yorka]. De dood als individuele belevenis kan wel een fysieke breuk inhouden, geen geesteljjke! En dus... bestaat de dood als kollektief gegeven in wezen niet zolang wij het leven voortzetten!
Op dit punt beland wijs ik op tal van overeenkomsten tussen de mythische wereld der (Surinaamse) kreolen en het kristelijke dan wel Germaanse denken. Ik wijs slechts op een paar aspekten: de band van ons met de Heiligen, het geloof in het voortbestaan na de dood, wonderen, engelen, nimfen, de erfzonde [dit in verband met de beladenheid van de, liefst ‘geestelijke’, geschiedenis van een volk], de kraaien die fladderden rondom Germaanse goden, enzovoort. Uiteraard zijn er ook duidelijk verschillen, hemelsbrede zelfs.
| |
Wat is de rol van Yorkafowru in dit stuk?
Deze kruist het pad van Elzaro. We krijgen aldus twee hoofdpersonages die elk heel konkreet zijn, die allebei een universele waarde vertegenwoordigen, maar die naast de dubbele overeenkomst twee belangrijke verschillen vertonen: (de) Yorkafowru is een geest en Elzaro een mens; Yorkafowru demonstreert magische krachten, ja zelfs ‘demonenkracht’; Elzaro blijft een individu zonder dat hij naar believen kan beschikken over ‘godenkracht’, al blijkt hij achteraf gezien deze wel degelijk te bezitten. Toch is Yorkafowru niet zonder meer dominant of demonisch te noemen. Hij is eerder Elzaro's gelijke dan wel gelijkwaardige. Pool en tegenpool dus, waartussen het evenwicht
| |
| |
pas wordt verbroken, dankzij een aantal gebeurtenissen die ik hier niet mag verklappen.
Maar één ding is duidelijk: net als bij de rest van mijn orale koningsdrama's [niet altijd perse over koningschap, wel over despotisme, heersersmacht als ‘antimacht’ gehanteerd, enzovoort] is ook dit stuk in allerlei opzichten opgebouwd volgens de regel(s) van het orale principe, zeg maar: volgens de leer van het dynamische evenwicht. Het is zaak dat men bij de opvoering rekening houdt met deze symmetriegedachte, die zich bepaald niet alleen in de vorm laat gelden.
Yorkafowru tenslotte, is zelf niet de dood, zoals men af en toe zou denken; hij vertegenwoordigt deze overigens wel. Hij is soms het niet-afgestorven verleden, de rotting in de levende; hij vertegenwoordigt begrippen als: voorgeboortelijke zuiverheid, rotting, loutering, de god in ons, het alter-ego, angst, het engelbewaarderschap, seksualiteit, de ziel, het onderbewustzijn, het spiegelbeeld van elk individu, de intellektualiteit, het verstand, het geweten, de eeuwigheid, onze mannelijkheid of vrouwelijkheid, [of: de bewegingen die deze krachten maken, zoiets dus als geestelijke dynamiek], maar ook is hij de personifikatie van zoiets als drijfveer, motief, eksistentie, etcetera, etcetera.
Kortom: hij is onze totale identiteit. Of, om het bij de namen in het stuk te houden: Elzaro is ‘een entiteit, een ding’ en Yorkafowru is zijn ‘naam, noemer, spiegelding, dan wel identiteit’.
| |
De figuur van Elzaro
In het prille begin vooral lijkt hij een mens zonder (specifieke) identiteit, of misschien wel iemand die gelijk begint met het tonen van meer dan één identiteit. Hij legt zijn weg in twee fasen af. Dat is de normale weg die een foetus aflegt: de afdaling naar of in de baarmoeder en het volgdragen worden inklusief
| |
| |
de afdaling naar de mensenwereld.
Reeds voor zijn geboorte wordt hij gekonfronteerd met de wereld die hem wacht, een wereld die gekenmerkt wordt door (falende) machtsverhoudingen. Aan de ene kant is er de geschiedenis op lange termijn, het z.g. duratieve aspekt; aan de andere kant is er de aktualiteit van de dag, het momentane.
Heel konkreet wordt hij gekonfronteerd met de wereld van de gekoloniseerde (Surinaamse) neger.
In dit stuk speelt de oranje-vrucht een belangrijke rol. De oranjevrucht ofwel alanya is een soort van citrusvrucht, zeg maar, een apart soort sinaasappel.
Vroeger had men in Suriname alanyabomen langs de weg staan. Hun geurige bloesems brachten soms verrukking aan de zinnen van met name de slaven. De kotomisi's [vrouwen in traditionele kreoolse klederdracht] gebruiken nog altijd een alanyatak om op te kauwen; dat werkt verfrissend voor de adem; vroeger was dat ook zoiets als een tandenborsteltje. De alanyavrucht zelf kent talloze toepassingen; het vruchtenzuur werd gebruikt om lijken mee te wassen [aflegging, reiniging].
Aan de ene kant hebben we dus de vogel die op de lijkengeur (of de geur van de rotting in de levenden!) afkomt; anderzijds is er het oranjesap dat de wond reinigt en het lijk balsemt en dat aldus de stank verdrijft, de op de stank afkomende vogel(s) inkluis.
De oranjevrucht helpt uitstekend, zou je zeggen, ware het niet dat - in symbolische betekenis - juist de oranjetelgen [het Huis van Oranje] in de geschiedenis van Suriname zo'n desastreuze rol hebben gespeeld.
Oranje, de alanya dus, zowel positief als negatief geladen.
Als ongeboren vrucht wordt Elzaro voor een heel bizondere keuze gesteld: nadat hij in essentie de wereld te zien krijgt mag hij beslissen of hij levend geboren wordt dan wel voor zijn
| |
| |
geboorte sterft. Hij beschikt aldus als individu over de mogelijkheid om een bewuste keus te doen uit dood en leven. Volgens deze gedachte mag (zelf)moord bij wijze van (zelf)opoffering dus!
Een tweede, meer fundamentele konklusie, is dat wij (Elzaro) door ons van de wereld en haar ellende bewust te worden in wezen worden aangetast: kennis is een verschrikkelijke last.
Daarmee is Elzaro als figuur nóg meer verdiept: het gaat niet alleen om bestaande volkeren, maàr om de mens, die door kennis & inzicht te vergaren, zich een ondragelijke last op de de schouders haalt. Zelfvernietiging en daarmee dus de vernietiging van dit geschade bewustzijn lijkt de enige uitweg, tenzij men werkelijk de wereld (de loop van de geschiedenis) kan wijzigen. In het kader van de huidige problematiek der kernwapens is deze interpretatie wel heel erg bizar.
Elzaro is dan ook niet slechts een individu, maar het kollektieve wij (allegorisch dus)!
| |
Iets over de manier van het opvoeren
Men kan dit drama puur, seq, spelen zoals het er staat [stond: dus zonder de Winti-intermezzo's]: een tragedie. Men kan het ook op een meer ‘klassiek-negroïde’ manier spelen, dat wil zeggen, in de stijl van de zogeheten Laku-pré. Dat komt neer op een spel in een spel. (Daarover later meer.)
Het podium verbeeldt dan een plantage, waarbij de plantagemeester plaatsneemt in zijn zetel; dan komt de Sisi, de leidster van de slaven en slavinnen vooral; dat is een veelal dikke vrouw (‘bigi-tanta’) in de rol van ceremoniehoudster ook wel Afrankeri enzovoort genoemd. Zij stelt de twee partijen [protagonisten en antagonisten: voor- en tegenstanders] aan de meester voor en laat het spel beginnen.
Eerst wordt de ‘Moeder van de Grond, Aisa’, bezongen en geëerd. Men zou zeggen: Moeder Natuur wordt in de vorm van een
| |
| |
godin of geest aangeroepen. Hier gaat het a.h.w. om het welzijn, om de goede bestaanskrachten te eren.
Vervolgens komt er een algemeen historisch overzicht van de plantage: de traditie van een slavenschip dat arriveert. (Ik heb het dus nog steeds over de Laku-pré, niet over dit drama.)
Op een gegeven moment zijn de mensen (slaven, ex-slaven, immigranten) aan het woord om hun persoonlijke ervaringen met zang & dans uit te dragen. Dat kan variëren van groot sociaal onrecht tot - uiteraard - liefdesgeluk en vooral -ongeluk. Afhankelijk van de variant van het traditionele spel dat men kiest, kan het uitlopen op een godsdienstig ritueel of op een meer profane variant (dus dat de negers óf de nadruk leggen op het zich verstaan met hun goden en geesten, óf dat zij meer vertier zoeken in de vorm van een vooral gespeeld drama, kompleet met kostuums en speciale rollen).
Dat alles zou als kontekst kunnen dienen voor de opvoering van dit onderhavige stuk.
Kortom, men kan ruwweg kiezen tussen dit stuk seq of dit stuk ingebed in een traditioneel plantagestuk.
Er is inzake de tweede mogelijkheid nog een andere, meer gepaste variant te bedenken: men kan dit drama, dat een katharsis inhoudt [het is dus een drama dat ons de ziel reinigt], inpassen in een zogeheten dede-oso-bijeenkomst, een wake ter herdenking van doden. Maar opgepast, ook daar is het niet alleen droevigheid wat de klok slaat!
Kiest men sowieso voor zo'n ‘natuurlijke’ inkleding, dan moet men de symmetrie ook aanhouden; het traditionele spelgebeuren [de orale drama's] worden gekenmerkt door spel, zang en dans van twee partijen, met koor en tegenkoor [zang en wederzang, dus troki en piki van de z.g. bakaman ofwel ‘ruggesteun gevende koren’]. Zulks is ook aan de Griekse tragedieën niet vreemd.
Het zal inmiddels opgevallen zijn dat dit stuk in tal van opzichten
| |
| |
fundamentele overeenkomsten vertoont met klassieke westerse drama's. Uiteindelijk gaat het om de vele universalia die per definitie in dit ‘klassiek zwarte’ drama besloten liggen.
| |
Enige aanwijzingen voor de aanpak in de vorm van een Winti-pré
Bij deze uitgave is het stuk toegespitst op een inbedding in een traditioneel Winti-ritueel.
Er wordt als het ware binnen dit spel (het bestaande toneelstuk) een tweede spel (winti-rituelen: een soort eredienst) opgevoerd, met allerlei rituele aspekten, waarbij een groep mensen (vooren tegenstanders) hun geesten dan wel geestkrachten (idem) oproepen, teneinde het hoofdspel een voor hen gunstige wending te geven, dat wil zeggen: de krisis in Elzaro de baas te worden, ofwel: Yorkafowru te verdrijven. Het verloop van dit ingebedde ‘pro/kontra’-verhaal is ongeveer als volgt: de voors en tegens die tot uiting komen, laten niet alleen zien dat er overal individuen zijn die ieder op eigen manier een probleem te lijf willen gaan; er zit meer achter:
sommigen willen de reiniging en het daaraan gepaard gaande verdrijven van Yorkafowru beletten, omdat ze vinden dat geen mens of volk zonder z'n verleden kan, hoe kwellend of verminkend het ook is; Elzaro zal dus huns inziens met de Yorka moeten leren leven (sublimatie), evenals wij met ons verleden moeten leren leven;
anderen, die voorstaanders van de wegwassing (eliminatie) van de Yorka zijn, menen: zolang het beladen verleden niet is schoongewassen en/of afgelegd, is er geen bevrijde toekomst mogelijk.
Opgelet: een yorka is een geest van een overledene (het verleden) die zich openbaart en uit als persoon; een yorkafowru is een geestenvogel; de rol van Yorkafowru omvat beide betekenissen: het is ook in die zin een dubbelrol.
| |
| |
NB. Helderheid en vooral bondigheid zijn, inzake het ingebedde spel, uiteraard de eerste vereisten. Het verschijnsel van de wintipré [de traditionele godsdienstige rituelen] is hier duidelijk aangepast aan wat dramatisch vereist is. Men is, omdat wij op de eerste plaats met een op te voeren drama te maken hebben, dus niet gebonden aan de normale, specifieke opeenvolging van ‘geesten’ [bevliegingen], al is het een en ander wel voorgeschreven; op sommige plaatsen in de toneeltekst zijn de ‘Winti-intermezzo's’ duidelijk aangegeven, op andere plaatsen zijn zij een logisch gevolg van wat er in het hoofdspel gebeurt. Belangrijk zijn de ‘natuurlijke’ overgangen van het hoofdspel naar de Wintipassages en terug.
We krijgen dus twee in elkaar vervlochten (soorten) drama's, die parallel en tegelijk in elkaar (over)lopen. Deze oplossing paart tevens originaliteit aan authenticiteit en zorgt ervoor dat zowel de liefhebbers van het ‘doe-drama’ (zeg maar: zwarte tradities) als die van het ‘praat-toneel’ (zeg maar: sommige westerse toneeltradities) aan hun trekken komen. Het zwarte ‘doe-drama’ moge geen ellenlange monologen kennen, het heeft een eigen ontwikkelde vorm, waarmee het, evenals de overbekende ‘redeneerstukken’ van het westen, z'n filosofische zegje prima weet te doen. Hiermede komen zij aldus tot een synthese, een samensmelting die, naar ik hoop, geslaagd mag heten.
| |
De twee belangrijkste funkties van de Winti-inbreng
Twee funkties staan bij de Winti-inbreng centraal: het offeren en het vrijwassen [ritueel reinigen].
(I) Gedurende het spel voltrekt zich een aantal offerhandelingen rondom een soort altaar [enigszins hoog geplaatst], een Wante(n)banyi, zoals we die aantreffen bij de oude Laku-pré [soort traditionele spelen]; aldus staat het begrip ‘offeren’ centraal, met
| |
| |
zang, dans, muziek en eventueel barings-/stervenshandelingen. (II) Ietwat lager dan het altaar geplaatst, treffen we een prapi, een aarden kruik aan, waar kruiden [planten] en andere zaken voor een wasi [ritueel bad] in worden gedaan; aldus staat op een lager nivo (een treetje lager) de rituele reiniging centraal, eveneens met zang, dans, muziek en eventueel barings-/stervenshandelingen.
Een keuzemogelijkheid is, dat de puur menselijke handelingen [van hen die dus niet bevlogen zijn, maar wel naar het altaar/kuip-gedeelte toe lopen] zich konsentreren op het altaar: zij brengen wierook, drank enzovoort daarheen.
De goddelijk geïnspireerde handelingen [die der door goden/geesten bevlogenen, dus van degenen die naar het altaar/kuipgedeelte toedansen], zijn dan gericht op het scheppen van het juiste reinigingsbrouwsel (zij maken de mengverhoudingen) voor de wassing.
Uiteraard zijn er slechte mensen, die niet bijdragen, maar juist iets weghalen of onteren, terwijl de kwade geesten via hun medium eventueel iets uit de kuip weghalen, het mengsel trachten te bederven, of de kuip in z'n geheel oppakken om 'em weg te smijten.
Het omgekeerde kan natuurlijk ook, namelijk dat de twee belangrijkste objekten gebruikt worden om Elzaro of Yorkafowru te eren, in die zin, dat ze ruimtelijk worden verplaatst.
| |
| |
| |
De speelfiguren
1. | Elzaro [El-Saro: ‘De Verdrietige’], jongeman |
2. | Yorkafowru [Geestenvogel, Geestdrager], jongeman |
3. | Alma [Ziel], vrouw uit le echtpaar |
4. | Alabasya [lett.: Allemansbaas, Schepper, Almachtige enzovoort], man uit le echtpaar |
5. | Sufra [Leeddrager], man uit 2e echtpaar |
6. | Boodschapsmeisje (vervangt vrouw uit 2e echtpaar) |
7. | Friman [Drager der Vrijheden] |
8. | Bunman [Drager der Waarden] |
9. | Mati Adyankro [Vrind Aasgier] |
10. | Spreker/Man met priesterlijke funktie |
11. | Danseres(sen)/dansers, koor, muzikanten |
N.B. Yorkafowru spreekt men uit als Jórkafówroe. De u in het Sranan is dus een oe, een tweeklank (diftongue). Elzaro is afgeleid van El [hij, de, het] en Saro; in dit laatste zit het woord sari, hetgeen genoeg of verdrietig betekent. Bunman spreekt men uit als Boengmang; dat heeft dus niets met een Hollandse ‘boeman’ te maken!
|
|